Sporten… Onmogelijk?

Door Myrna op 24 november 2014

‘Je zal vast nog wel kunnen sporten, fitness op maat bijvoorbeeld, ik zou alleen niet vasthouden aan wat je vroeger kon. Eerlijk gezegd denk ik namelijk niet dat je dat ooit nog zal halen.’ Aldus mijn reumatoloog, revalidatie arts, ergotherapeut, psycholoog en later ook mijn personal trainer.
Nou dat is dan geweldig nieuws, zei ik sarcastisch tegen mezelf. In alle vier jaar van mijn ziektes had ik veel ups en downs gekend, maar vooral ook steeds meer de beperkingen gezien. Ik hoopte dat ik, na de revalidatie, toch zo ver zou komen dat het ooit op een dag wel zou lukken. Toen zelfs mijn personal trainer bij de fitness dit uit mijn hoofd probeerde te praten werd ik zo boos, opnieuw.

Je moet begrijpen dat ik vroeger heel sportief was. Van jongs af aan zat ik afwisselend op gym, dans, judo, karate, volleybal, basketbal, paardrijden, streetdance, zumba, pilates, en nog wel wat andere dingen. Sommigen hield ik lang vol (judo 9 jaar, karate 7 jaar) en anderen was ik al snel op uit gekeken (streetdance 1 jaar). De meeste van de benoemde sporten heb ik beoefend vóór mijn ziekteperiode zijn entree maakte. Op mijn twaalfde begonnen de klachten toe te nemen en vanaf dat moment begonnen eigenlijk ook de beperkingen meer en meer te komen.

Toen ik 13 was ben ik gestopt met judo en karate, ik had iedere keer zo veel onverklaarbare pijn en rare blessures, dat het gewoon niet meer leuk was. Daarna heb ik volleybal geprobeerd, het leek me wel leuk om voor de verandering een teamsport te doen. Na een jaar proberen gaf ik het op, mijn polsen en knieën waren geen goede vrienden met de harde klappen van deze sport. Daarna heb ik even stil gestaan qua sport, de beweging die ik had was van het fietsen naar school en dat was toen meer dan genoeg. Ik vond het vreselijk dat mijn lichaam me tegen werkte, sporten was mijn leven, mijn afleiding. Ik kon mezelf zijn, me afreageren als ik gefrustreerd was en in een deuk liggen als een oefening weer eens verkeerd ging. Ik begon de angst te ontwikkelen dat ik nooit meer zou kunnen sporten als vroeger.

Na de diagnose SLE besloot ik dat ik toch mooi wel ging sporten en ik knalde volop mee in de zumba en pilates lessen (ja, twee tegelijk opgestart, fanatiek hè?). Na een maand zat ik echter onder de gewrichtsontstekingen waardoor ik gedwongen moest stoppen. In de maanden daarna ging het al niet veel beter en toen ik zelfs het gymmen op school moest laten vallen wist ik het zeker: ik zou nooit meer worden wie ik vroeger was.

Drie jaar lang heb ik niet kunnen sporten, zelfs fietsen lukte niet meer, dus nam ik een fiets met trapondersteuning. Hoe veel pijn ik ook had, ik moest en zou blijven bewegen, geen scooter voor mij.
Toen ik op mijn negentiende het revalidatie traject inrolde had ik goede hoop. Een revalidatie traject maakte mensen immers beter, je ging erin met een rolstoel en kwam er dansend uit. Voor mij bleek dat al snel niet te gelden, tijdens de observatieperiode kwamen we tot de conclusie dat het oefenen op fysiotherapeutische basis al te veel was (na ieder uurtje oefenen kon ik twee dagen vertoeven in een rolstoel). Dit werd dus stopgezet. Ik voelde me opnieuw vreselijk. Ik wilde sporten, lopen, fietsen, dansen, rennen, alles wat ik nu niet kon. Met de ergotherapeut stelde ik een schema op om de basisdingen op te bouwen. Iedere week mocht ik proberen een minuut (letterlijk) langer te lopen, fietsen en staan. Na het revalidatietraject kon ik een half uur lopen en staan achter elkaar en een kwartier fietsen. Ik weigerde hier genoegen mee te nemen en besloot zelf verder te gaan met opbouwen. Twee keer per week ging ik met de fiets het bos in: fietsen, lopen, rust (heen) en fietsen, lopen, rust (terug). Iedere keer weer een stapje verder, totdat ik met beiden achter elkaar op een uur zat. Dit voelde geweldig, ik kon weer iets! Ik besloot me in te schrijven bij de fitness onder begeleiding van een personal trainer. Fitness was niks voor mij, daar kwam ik al snel achter. Ik verveelde me op die apparaten en zat mezelf alleen maar te vervloeken in de spiegel, omdat dit op niets leek dat ik vroeger kon. Dat verlangen naar vroeger zat nog zo sterk in mij. Toch ging ik door. Na een half jaar besloot ik om nogmaals zumba te proberen. Ook dit lukte (weliswaar met moeite, maar toch) en langzaam voelde ik de hoop groeien. Een half jaar later (drie maanden terug) voelde ik de drang om iets te proberen dat ik écht miste. Ik zou weer gaan paardrijden!

Ik heb vele maneges afgebeld met de vraag of zij ervaring hadden met ruiters met reuma. Uiteindelijk vond ik er één die in de buurt was en waar ik me thuis voelde. De eerste les voelde als een fiasco, ik viel bijna om bij het opstappen, verrekte direct mijn schouderspier, plofte op en neer in mijn zadel en hing heel de tijd scheef omdat ik geen balans had. Maar dat maakte even niet uit, dat vrije gevoel tijdens het rijden, het één zijn met het paard, dat voelde zó goed. Ik besloot om privé les te nemen en het aan te kijken. Nu, drie maanden verder, zit ik nog steeds op paardrijden. Met kleine stappen ga ik vooruit, maar hoe klein ze ook zijn, voor mij voelen ze enorm groot. Wie had ooit gedacht dat ik überhaupt nog zo’n sport zou kunnen doen? Inmiddels ben ik tot de conclusie gekomen dat dit ook echt een goede sport is voor mensen met reuma (als het lukt); je gebruikt echt al je spieren, waardoor je gewrichten uiteindelijk minder belast worden.

Iedere week rijdt ik op hetzelfde paard: Tessand. Tessand en ik zijn maatjes, en niet zomaar maatjes, maar Reumaatjes. Net als ik heeft Tessand ook wat moeite met zijn spieren. Hij heeft een speciaal tuig dat hem helpt om zijn rugspieren meer te gebruiken en zijn nekspieren te ontspannen. En wanneer we net beginnen met de les, is hij minstens net zo stijf als ik. Bij toeval zei mijn instructrice vandaag: ‘jullie zijn echt een goed en mooi team’. Ik glimlachte en beaamde dat. Als ik op Tessand zit kan ik even de hele wereld aan, dan ben ik vrij en denk ik niet eens meer aan die rot reuma.

Tessand en ik, wij zijn Reumaatjes, we begrijpen het van elkaar als we chagrijnig zijn en we troosten elkaar als we verdrietig zijn, en samen sprinten we door de bak op de goede dagen. Wij zijn een goed team.