Geel is goed, donkergroen niet

Simon (8) zit in groep vijf. Hij heeft het nefrotisch syndroom, en wel de minimal change disease vorm.

Jij hebt iets aan je nieren, klopt dat?

Ja, vanaf dat ik in groep twee zat.

Weet je nog wat je toen had?

Nee, dat kan ik me niet meer herinneren. Ik voelde me niet lekker en was ook heel moe. Ik was heel erg dik geworden in mijn gezicht weet ik nog.

Zag je het zelf of zagen je ouders het?

Eerst mijn ouders en daarna ik.

Moest je veel plassen?

Ja, heel veel. Ik weet nog dat ik een keer moest plassen en toen moest ik meteen weer.

Ben je naar het ziekenhuis gegaan?

Ja, ik moest toen een nachtje blijven.

Ging je wel naar school?

Heel weinig.

Hoe gaat het nu met je?

Het gaat wel goed met me. Ik heb nu alleen maar hooikoorts.

Krijg je medicijnen voor je nieren?

Nee, alleen voor mijn hooikoorts. Voor de nieren krijg ik alleen iets als ik er last van krijg.

Hoe controleer je je nieren?

Door naar de dokter te gaan of naar mijn gezicht te kijken. Of ik plas in een potje en dan gaan we sticken. Dan kun je met een stickje zien of het goed is of niet. Geel is goed, donkergroen is niet echt wat we willen.

Denk je wel eens aan je nieren?

Nee eigenlijk niet.

Heb je andere kinderen er wel eens iets over verteld?

Het is gewoon een beetje te moeilijk om uit te leggen. Ikzelf snap eigenlijk ook niet wat ik heb.

Maar ze weten dat je wat hebt?

Ja, dat wel.

Zijn ze aardig voor je?

Ja, meestal wel.

Doe je aan sport?

Ja, ik zit op atletiek. Hardlopen, verspringen en hordelopen. Mijn benen zijn wel sterk. Ik ren wel snel, maar niet het hardst. Ik denk wel dat ik op een andere sport ga, liefst voetbal. Dat vind ik wel een leuke sport.

Weet je al wat je later wilt gaan worden?

Ik twijfel een beetje, tussen tekenaar en uitvinder.