Veelgestelde vraag
Waardoor ontstaat trombocytopathie?

Er zijn verschillende oorzaken waardoor bloedplaatjes niet goed werken:

  • Ze kunnen zich niet hechten aan de vaatwand (adhesie). Het lukt bloedplaatjes niet om, bij schade aan de vaatwand, zich te hechten door te binden aan VWF en collageen.
  • Ze kunnen niet tot actie worden aangezet (activatie). Het lukt bloedplaatjes niet om te worden geactiveerd. Ze kunnen dan niet veranderen van vorm, een receptor op de buitenkant (op de membraan) krijgen of de stof tromboxaan aanmaken, die zorgt voor vernauwing van bloedvaten en het samenklonteren van de bloedplaatjes.
  • Problemen met het uitscheiden van stofjes (secretie). Het lukt onderdelen van het bloedplaatje niet om stofjes uit te scheiden die het samenplakken op gang brengen.
  • Ze kunnen niet samenplakken (aggregatie). Het lukt bloedplaatjes niet om aan elkaar geplakt te worden met een soort bruggen die worden gevormd door geactiveerd VWF en fibrinogeen. Je bloedplaatjes zijn dus bij heel veel onderdelen van de bloedstolling betrokken. Als één van deze onderdelen niet goed werkt, dan kunnen de bloedplaatjes hun werk niet goed doen en heb je trombocytopathie.

Trombocytopathie kan door verschillende oorzaken ontstaan:

  • Door een foutje in een gen verloopt de opbouw van je bloedplaatjes anders, waardoor ze minder goed werken. Dit noemen we aangeboren trombocytopathie, ook wel congenitale trombocytopathie.
  • Door gebruik van bepaalde medicijnen, door een leveraandoening, door te veel ureum in je bloed (uremie) bij niet goed werkende nieren en door gebruik van kunstmateriaal of een hart-longmachine, kan de werking van je bloedplaatjes veranderen. Dit noemen we verworven trombocytopathie.

Ook interessant