Veelgestelde vraag
Hoe wordt vastgesteld of een schildklierknobbel goedaardig of kwaadaardig is?

Als er een knobbel bij je schildklier wordt gevoeld is aanvullend onderzoek nodig. Er wordt bloed afgenomen om de schildklierfunctie (FT4 en TSH) te bepalen en een echo gemaakt van je schildklier en je hals. De hoeveelheid calcitonine en CEA (carcino-embryonaal antigeen) kan ook bepaald worden. Die waardes zijn bij goedaardige knobbels niet verhoogd. Bij kwaadaardige knobbels (medullaire schildklierkanker) zijn ze wel verhoogd.
Op een echo zijn de schildklier en lymfeklieren goed te zien. Je kunt zien hoe de schildklier is opgebouwd, hoe groot hij is en of je een knobbel hebt. Ook de knobbel wordt goed bekeken; hoe groot hij is, waar hij zit (in de schildklier of erbuiten) en hoe hij eruitziet (helder vocht zoals bij een cyste of kalkspatjes).
Om te bepalen of de cellen in de knobbel goed- of kwaadaardig zijn wordt er met een naaldbiopt wat weefsel afgenomen. De knobbel moet dan wel groot genoeg zijn om in te prikken, minstens een centimeter. Met een dunne naald wordt er in de schildklier geprikt. Via de echo kan de naald zo worden gestuurd dat het puntje precies in de knobbel komt. Er wordt een klein stukje weefsel uit de knobbel opgezogen dat daarna in het laboratorium wordt onderzocht. Dat onderzoek duurt ongeveer tien dagen, je krijgt dus niet gelijk de uitslag. Bij het afnemen van een schildklierbiopt moet je heel stil liggen, je mag niet bewegen. Omdat je de prik voelt krijg je een verdovende zalf waardoor het minder pijn doet. De uitslag van een naaldbiopsie is niet altijd duidelijk. Als er twijfel blijft bestaan over de aard van de knobbel kan een operatie nodig zijn. Tijdens de operatie wordt de helft van de schildklier waar de knobbel zit verwijderd. Die kan dan verder worden onderzocht in het laboratorium.

Ook interessant