Veelgestelde vraag
Welke bloedonderzoeken kunnen worden gedaan bij HS?

Het volledige bloedbeeld, bestaande uit:

Hemoglobine (Hb): de hoogte van het Hb geeft aan hoeveel hemoglobine-eiwit je hebt om zuurstof te vervoeren. Bij bloedarmoede of anemie is je Hb-gehalte te laag.

Hematocriet (Ht): dit is de verhouding tussen het aantal rode bloedcellen ten opzichte van de totale hoeveelheid bloed. Hoe hoger het Ht hoe stroperiger (dikker) je bloed. Bij bloedarmoede is het Ht verlaagd.

Erytrocyten (E): bepalen het aantal rode bloedcellen. Ook kunnen de grootte, de inhoud en de vorm bekeken worden, dit zijn de erytrocytenindices (erytrocytenwaarden). De rode bloedcellen kunnen bijvoorbeeld kogel- of sikkelvormig, of groot en ovaal zijn. Bij een volledig bloedbeeld wordt ook het aantal leukocyten (witte bloedcellen) en trombocyten (bloedplaatjes) bepaald.

Een bloeduitstrijkje: als je een heel dun laagje bloed over een microscoopglaasje uitstrijkt, kun je met een microscoop zien welke cellen erin zitten en hoeveel, ook sferocyten. Zo kun je zien welke vorm ze hebben en welke specifieke kenmerken. Sferocyten komen ook voor bij andere hemolytische anemieën, maar vaak zijn het er dan wel minder en zien we daarbij ook andere afwijkende vormen naast de sferocyten, zoals bijvoorbeeld langwerpige erytrocyten (elliptocyten) en eivormige rode bloedcellen (ovalocyten), en zo zijn er nog veel meer vormen mogelijk.

Reticulocytenbepaling: het aantal jonge, pasgevormde rode bloedcellen laat zien hoe actief je beenmerg is. Als je bloedarmoede hebt of een chronisch verhoogde bloedafbraak, zijn er meer rode bloedcellen nodig en worden er meer nieuwe rode bloedcellen (reticulocyten) aangemaakt door het beenmerg. Het aantal reticulocyten is dan verhoogd. Je beenmerg probeert dan te compenseren voor de verhoogde bloedafbraak. Soms werkt deze compensatie zo goed, dat je geen bloedarmoede hebt. Je hebt uiteraard nog steeds wel de verhoogde bloedafbraak De reticulocytenbepaling drukken we uit in absolute aantallen of procenten. In dat laatste geval wordt gekeken hoe groot het percentage reticulocyten is ten opzichte van de totale hoeveelheid rode bloedcellen. Soms is het aantal reticulocyten normaal of verlaagd terwijl je wel bloedarmoede hebt en er meer jonge nieuwe rode bloedcellen nodig zijn. Dit zegt iets over de werking van je beenmerg, het werkt niet hard genoeg. Dit kan omdat je een (virale) infectie hebt of een tekort aan stoffen die nodig zijn om rode bloedcellen aan te maken (ijzer, foliumzuur, vitamine B12).

Bilirubinebepaling: bilirubine is een afbraakproduct van de rode bloedcel. Als je hereditaire sferocytose hebt, is het bilirubinegehalte verhoogd, maar dit kan ook verhoogd zijn als je lever en je galblaas niet goed werken. Haptoglobinebepaling: haptoglobine (een eiwit dat door je lever aangemaakt wordt) bindt zich aan het ijzer dat vrijkomt bij de afbraak van rode bloedcellen. Als je hereditaire sferocytose hebt, en dus een verhoogde afbraak van rode bloedcellen, zit er meer ijzer in je bloed dat haptoglobine aan zich kan binden. Het haptoglobinegehalte in je bloed kan hierdoor verlaagd of afwezig zijn omdat (al) de beschikbare haptoglobine wordt verbruikt. Bij jonge kinderen kun je de test minder goed gebruiken omdat hun lever nog voldoende haptoglobine aanmaakt.

LDH (lactaatdehydrogenase)-bepaling: LDH is een enzym dat je kunt meten. Onder andere bij een verhoogde afbraak van rode bloedcellen is de hoeveelheid enzym verhoogd. Er zijn echter ook andere oorzaken die voor verhoogd LDH kunnen zorgen.

Een directe antistoffentest, DAT, kan aantonen of de bloedafbraak komt door een reactie van je eigen afweersysteem (auto-immuun hemolytische anemie). Bij hereditaire sferocytose is geen afweerreactie betrokken, de test is dan negatief. Als er wel een afweerreactie betrokken is bij de afbraak van rode bloedellen (hemolyse), dan is de DAT positief. Deze test wordt dus alleen ingezet als de diagnose sferocytose nog niet bekend is.

Ook interessant