Wat doet de hypofyse?

De hypofyse is samen met de hypothalamus de belangrijkste regelaar van je hormoonhuishouding. Zij maakt niet alleen zelf hormonen aan die van alles in je lichaam in actie zetten, maar ook hormonen die ervoor zorgen dat andere klieren of organen hormonen gaan maken die weer andere acties in gang zetten. Een actie levert dus een daarop volgende reactie op.

Bijzonder is dat de hypothalamus en hypofyse steeds het effect van hun eigen activiteit 'meten'. Ze meten steeds de reactie van andere klieren of organen, en regelen zo de hormoonhuishouding. Net zoals de thermostaat en de centrale verwarming in bijvoorbeeld een woonhuis. Dat regelen gaat als volgt:
  • de hypothalamus meet de hoeveelheid van verschillende hormonen, zoals hormonen van de schildklier, bijnieren, zaadballen of eierstokken die in het bloed rondstromen; met die informatie stuurt hij de hypofyse aan, hij bepaalt de hoeveelheid hormonen die de hypofyse aanmaakt;
  • de hypofyse maakt hormonen aan en geeft ze af aan het bloed, waardoor andere klieren of organen worden aangestuurd; de hypofyse bepaalt zo hoe hard die klieren en organen werken, hoeveel hormonen zij aanmaken en de snelheid van overige reacties;
  • de klieren of organen maken hormonen aan, elk met een eigen werking; de hypothalamus meet de hoeveelheid daarvan, waarna hij harder of zachter gaat werken zodat er steeds eenzelfde hoeveelheid hormonen in het bloed aanwezig is, dus voldoende schildklierhormoon, groeihormoon, stresshormoon enz.
Dit hele systeem van klieren en organen die elkaar beïnvloeden en op elkaar reageren wordt ook wel de 'hormonale as' genoemd. Bijvoorbeeld: de hypothalamus-hypofyse-schildklieras: de hypothalamus zet de hypofyse aan tot aanmaak van TSH TSH zet de schildklier aan tot het maken van schildklierhormoon → als er dan voldoende schildklierhormoon in het bloed is, dan is dat een signaal voor de hypothalamus → de hypothalamus remt de hypofyse af → de schildklier wordt minder gestimuleerd en maakt minder schildklierhormoon aan, want er is al voldoende.

Welke hormonen worden door de hypofyse gemaakt en afgegeven?

De hypofysevoorkwab maakt zelf zeven hormonen aan. In de achterkwab liggen twee hormonen opgeslagen die zijn aangemaakt in de hypothalamus. De hypofyse bezit dus negen hormonen, die afgegeven kunnen worden aan het bloed. Alle hormonen hebben een belangrijk effect op andere klieren of organen.

Aanmaak in de hypofyse

TSH: Thyroïdstimulerend hormoon

TSH stimuleert de schildklier tot aanmaak van schildklierhormoon ( T4 en T3 ).

Het schildklierhormoon heeft effect op veel organen en processen in je lichaam. Het heeft effect op de stofwisseling van andere cellen en organen en beïnvloedt onder andere het energieverbruik, de groei en ontwikkeling. Het werkt als een soort gaspedaal en zorgt ervoor dat je 'motor' harder of langzamer loopt.

ACTH: Adrenocorticotroop hormoon

ACTH stimuleert de bijnieren om het stresshormoon cortisol aan te maken.

Cortisol doet heel veel, het heeft een ontstekingsremmende werking en speelt bijvoorbeeld een rol bij de vertering van voedsel en je slaap-waakritme. Misschien wel het belangrijkst is dat cortisol ervoor zorgt dat je lichaam goed kan omgaan met stress. Het zorgt ervoor dat je lichaam bij stress genoeg energie (suikers en eiwitten) krijgt en dat lichaamsfuncties het goed blijven doen (zoals je bloeddruk op peil houden). Lichamelijke stress kun je o.a. krijgen door ziekte, koorts, een lichamelijke ingreep of ongeluk.

GH: Groeihormoon of somatotropine

GH stimuleert de aanmaak van IGF-1 (insulin-like growth factor). GH en IGF-1 stimuleren de groeischrijven van de lange pijpbeenderen.
Overige effecten GH: het stimuleert de aanmaak van eiwitten, verhoogt de vetafbraak, is de tegenhanger van insuline en beïnvloedt de fosfaat-, water- en zouthuishouding.

IGF-1 stimuleert de opbouw van spieren en botten, verhoogt de vetafbraak, regelt de waterhuishouding en zorgt ervoor dat het hart goed werkt.

LH: Luteïniserend hormoon

LH zorgt dat de eierstokken oestrogeen en progesteron aanmaken. Daarnaast zorgt LH voor de eisprong.
Oestrogeen is belangrijk voor je ontwikkeling in de puberteit. Het zorgt ervoor dat je baarmoeder, vagina en borsten groeien. Het speelt ook een belangrijke rol bij de botopbouw en zorgt voor het sluiten van de groeischijven. Progesteron heeft effect op het baarmoederslijmvlies (belangrijk bij innesteling van een bevruchte eicel).

LH stimuleert je teelballen om testosteron aan te maken.
Testosteron regelt heel veel, het zorgt o.a. voor het zwaarder worden van je stem, voor lichaamsbeharing en baardgroei, de groei van je penis, de ontwikkeling van de prostaat, groei van je skeletspieren en toename van de talgproductie.

FSH: Follikelstimulerend hormoon

FSH stimuleert je eierstokken om oestrogeen en progesteron aan te maken. Daarnaast zorgt FSH voor rijping van de eicel.
FSH stimuleert de aanmaak en rijping van zaadcellen. Daarnaast stimuleert het je teelballen om testosteron aan te maken.

PRL: Prolactine

PRL heb je nodig om borstvoeding te kunnen geven, het zorgt voor de aanmaak van moedermelk. Ook zorgt het ervoor dat er geen eisprong kan plaatsvinden. PRL wordt aangemaakt in de hypothalamus en opgeslagen in de hypofyse.

ADH: Antidiuretisch hormoon of vasopressine

ADH zorgt ervoor dat je niet te veel of te weinig vocht uitplast en regelt zo het vocht- en zoutevenwicht in je lichaam.

Oxytocine

Oxytocine speelt een rol bij de bevalling, het zorgt ervoor dat de spieren in de baarmoeder zich samentrekken. Na de bevalling zorgt het ervoor dat de melk toeschiet bij de borstvoeding, en het zorgt voor het samentrekken van de melkgangen in de borstklieren.