Hypofysehormonen

De hypofysevoorkwab maakt zelf zeven hormonen aan. In de achterkwab liggen twee hormonen opgeslagen die zijn aangemaakt in de hypothalamus. De hypofyse bezit dus negen hormonen, die afgegeven kunnen worden aan het bloed. Alle hormonen hebben een belangrijk effect op andere klieren of organen.

Aanmaak in de hypofyse

TSH : Thyroïd stimulerend hormoon TSH stimuleert de schildklier tot aanmaak van schildklierhormoon ( T4 en T3 ).

Het schildklierhormoon heeft effect op veel organen en processen in je lichaam. Het heeft effect op de stofwisseling van andere cellen en organen en beïnvloedt onder andere het energieverbruik, de groei en ontwikkeling. Het werkt als een soort gaspedaal en zorgt ervoor dat je ‘motor’ harder of langzamer loopt.

ACTH: Adrenocorticotroop hormoon ACTH stimuleert de bijnieren om het stresshormoon cortisol aan te maken.

Cortisol doet heel veel, het heeft een ontstekingsremmende werking en speelt bijvoorbeeld een rol bij de vertering van voedsel en je slaap-waakritme. Misschien wel het belangrijkst is dat cortisol ervoor zorgt dat je lichaam goed kan omgaan met stress. Het zorgt ervoor dat je lichaam bij stress genoeg energie (suikers en eiwitten) krijgt en dat lichaamsfuncties het goed blijven doen (zoals je bloeddruk op peil houden). Lichamelijke stress kun je o.a. krijgen door ziekte, koorts, een lichamelijke ingreep of ongeluk.

GH: Groeihormoon of somatotropine GH stimuleert de aanmaak van IGF-1 (insulin-like growth factor). GH en IGF-1 stimuleren de groeischrijven van de lange pijpbeenderen. Overige effecten GH: stimulatie aanmaak eiwitten, verhogen vetafbraak, tegenhanger van insuline, beïnvloeden fosfaat-, water- en zouthuishouding.

IGF-1 stimuleert de opbouw van spieren en botten, verhoogt de vetafbraak, regelt de waterhuishouding en heeft een versterkend effect op de werking van het hart.

LH: Luteïniserend hormoon ♀ LH stimuleert de eierstokken om oestrogeen en progesteron aan te maken. Daarnaast zorgt LH voor de eisprong.

♀ Oestrogeen heeft een belangrijke rol bij de puberteitsontwikkeling. Het zorgt voor groei van de baarmoeder, vagina, uitwendige geslachtskenmerken en borsten. Het heeft ook een belangrijke rol bij de botopbouw en zorgt voor het sluiten van de groeischijven. Progesteron heeft effect op het baarmoederslijmvlies (belangrijk bij innesteling bevruchte eicel).

♂ LH stimuleert de teelballen om testosteron aan te maken.

♂ Testosteron heeft veel effecten, het zorgt o.a. voor het zwaarder worden van de stem, lichaamsbeharing en baardgroei, groei van de penis, de ontwikkeling van de prostaat, groei van de skeletspieren en toename van de talgproductie.

FSH: Follikelstimulerend hormoon ♀ FSH stimuleert de eierstokken om oestrogeen en progesteron aan te maken. Daarnaast zorgt FSH voor rijping van de eicel.

♂ FSH stimuleert de aanmaak en rijping van zaadcellen. Daarnaast stimuleert het de teelballen om testosteron aan te maken.

PL: Prolactine PL heb je nodig om borstvoeding te kunnen geven, het zorgt voor de aanmaak van moedermelk. Ook zorgt het ervoor dat er geen eisprong kan plaatsvinden.

Aanmaak in de hypothalamus en opgeslagen in de hypofyse

ADH: Antidiuretisch hormoon of vasopressine ADH zorgt ervoor dat je niet te veel of te weinig vocht uitplast en regelt zo het vocht- en zoutevenwicht in je lichaam.

Oxytocine Oxytocine speelt een rol bij de bevalling, het zorgt ervoor dat de spieren in de baarmoeder zich samentrekken. Na de bevalling zorgt het ervoor dat de melk toeschiet bij de borstvoeding, het zorgt voor het samentrekken van de melkgangen in de borstklieren.