Schildklierhormoon

Schildklierhormoon heeft effect op vrijwel alle weefsels en veel processen in je lichaam, zoals de stofwisseling en het energieverbruik, de lengtegroei, in de eerste drie levensjaren de hersenontwikkeling en daarna het functioneren van de hersenen. Het hormoon werkt als een soort gaspedaal en zorgt ervoor dat je ‘motor’ harder of langzamer gaat lopen.

De aanmaak

Voor de aanmaak van schildklierhormoon is jodium nodig. Jodium krijg je vooral binnen via het zout waaraan het is toegevoegd en dat onder andere in ons brood zit. In onze voeding zit namelijk te weinig jodium. Zo wordt voorkomen dat je een tekort aan jodium krijgt. Jodium zit verder een beetje in leidingwater en zeevis, schaal- en schelpdieren en zeezout. Ook in de rode kleurstof E127, die bijvoorbeeld wordt gebruikt in sauzen, snoepjes of ingemaakt fruit, zit jodium.

De schildklier maakt vooral het hormoon T4 en een kleine hoeveelheid T3 aan. Voor vorming van T4 en T3 zijn het aminozuur tyrosine en jodium nodig. Jodium wordt vanuit het bloed via de schildkliercel (of follikelcel) in de schildklierblaasjes gebracht, waar het wordt omgezet in het jodiumatoom, iodine.
De schildkliercel maakt thyreoglobuline aan en brengt dit in de schildklierblaasjes. Thyreoglobuline bevat tyrosines die met behulp van het enzym TPO ieder twee jodiumatomen kunnen binden. Als tyrosine één jodiumatoom bindt, ontstaat monoiodotyrosine of MIT. Bindt tyrosine twee jodiumatomen, dan ontstaat diiodotyrosine of DIT.

T4 heeft vier jodiumatomen en ontstaat door koppeling van twee DITs (2+2 jodiumatomen). T3 heeft drie jodiumatomen en ontstaat door koppeling van een DIT en MIT (2+1 jodiumatomen). Hoewel de schildklier veel minder T3 dan T4 aanmaakt, is T3 wel de actieve vorm van het hormoon. T4 is de inactieve vorm van schildklierhormoon dat pas werkzaam wordt als het wordt omgezet in trijodothyronine ( T3 ). Deze omzetting gebeurt op een andere plek in het lichaam, vooral in de lever en nieren, maar ook in weefsels of organen waar het hormoon nodig is. Bij de omzetting van T4 in T3 wordt door het enzym dejodase één jodiumatoom afgesplitst. De hoeveelheid T3 die door deze omzetting ontstaat bedraagt ongeveer 80% van de totale hoeveelheid T3 in je lichaam, de overige 20% wordt gemaakt door de schildklier zelf.

De afgifte

De afgifte van schildklierhormoon in je bloed wordt heel precies geregeld, zodat je steeds de perfecte hoeveelheid hormoon in je lichaam hebt. Niet te veel en niet te weinig. De afgifte wordt geregeld door de hypofyse en de hypothalamus, twee kleine klieren in je hersenen die hormonen aanmaken. De hypothalamus maakt TRH aan (thyreotropine releasing hormone). TRH zorgt ervoor dat de hypofyse TSH aanmaakt (thyroid stimulating hormone). TSH zorgt er op zijn beurt voor dat de schildklier schildklierhormoon afgeeft aan het bloed en dat er meer wordt aangemaakt. De hoeveelheid schildklierhormoon in je bloed en weefsels wordt steeds ‘gemeten’ door de hypothalamus. Als er voldoende is neemt de aanmaak van TRH af. Hierdoor maakt de hypofyse minder TSH aan waardoor de schildklier uiteindelijk minder schildklierhormoon aanmaakt en afgeeft, er is immers voldoende. De aansturing van de schildklier, mét feedback, wordt de hypothalamus-hypofyse-schildklieras genoemd.

Het vervoer door het bloed

In het bloed is het merendeel van de schildklierhormonen T4 en T3 gebonden aan eiwitten, zoals het transporteiwit TBG (thyroxinebindend globuline). Een heel klein deel van T4 is niet gebonden aan een transporteiwit en wordt ‘vrij T4’ (FT4) genoemd.

Welk effect heeft het schildklierhormoon?

Schildklierhormoon heeft effect op vrijwel alle weefsels en veel processen in je lichaam, zoals de stofwisseling en het energieverbruik, de lengtegroei, in de eerste drie levensjaren de hersenontwikkeling en daarna het functioneren van de hersenen. Het hormoon werkt als een soort gaspedaal en zorgt ervoor dat je ‘motor’ harder of langzamer gaat lopen. In de onderstaande tabel kun je zien op welke organen en processen het schildklierhormoon effect heeft en welke gevolgen het kan hebben als je schildklier te langzaam (hypo) of te snel (hyper) werkt.

Effect op zenuwstelselHypoHyper
- Stimuleert de groei en ontwikkeling van de hersenen (tijdens de zwangerschap en de eerste jaren na de geboorte)

- Stimuleert alertheid, reactievermogen en activiteiten

- Vergroot het geheugen en het leervermogen
Moe, futloos, graag willen slapen

Moeite met concentratie en focus

Sombere gevoelens

Hoofdpijn

Problemen met zien

Gehoorverlies
Onrustig, druk en gejaagd

Snel geïrriteerd en labiel

Moeite met concentratie en focussen
Effect op skelet
- Stimuleert de groei van botten (lange pijpbeenderen)Klein voor de leeftijd, vertraagde groeiLang voor de leeftijd, versnelde groei
Effect op hartHypoHyper
- Verhoogt de hartslag

- Verhoogt de hoeveelheid bloed die het hart per minuut rondpompt
Trage hartslagSnelle hartslag, hartkloppingen, hoge bloeddruk
Effect op ademhaling
- Verhoogt de ademhalingssnelheidSnelle ademhaling
Effect op stofwisseling
- Verhoogt de vetstofwisseling (waardoor lagere cholesterolspiegel)

- Verhoogt de aminozuurstofwisseling

- Verhoogt de vitaminestofwisseling

- Verhoogt de snelheid van de basale stofwisseling (hierdoor ook effect op aanmaak van warmte en zweet (toename)
Overgewicht

Obstipatie

Snel koud

Vertraagde puberteit

Menstruatiestoornissen
Ondergewicht

Vaak hongerig

Diarree

Verhit gevoel, zweterig, klam
Andere effectenHypoHyper
- Verhoogt de gevoeligheid voor catecholamines
Hartslag, bloeddruk en bloedsuikerspiegel gaan omhoog

Trillende handen
Overige klachten
Droge, bleke huid

Haaruitval

Melkafscheiding

Gehoorverlies

Gewrichtspijn
Rode wangen (blozen)

Opgezette schildklier

Bolle, uitpuilende ogen

Spierzwakte