De schildklier

De schildklier (glandula thyreoidea), die voor in de hals ligt, bestaat uit twee delen (kwabben) die in het midden met elkaar verbonden zijn. De schildklier lijkt hierdoor een beetje op een vlinder. Het smalle verbindingsstuk ligt over de luchtpijp heen. Er zijn ook nog vier bijschildklieren, achter elke kwab liggen er twee.

De schildklier wordt al vroeg in de zwangerschap aangelegd, ongeveer drie weken na de bevruchting. Als de foetus elf weken is werkt de schildklier al, maar daarvoor is er wel veel gebeurd. De eerste schildkliercellen worden in de mondholte gevormd. Uit hetzelfde weefsel als waar later de tong uit ontstaat. De schildklier in aanleg reist vervolgens via een buisje, de ductus thyreoglossus, naar beneden naar zijn uiteindelijke plek voor in de hals. Tijdens deze reis krijgt de schildklier er nog andere cellen bij en ook wordt de onderkant gesplitst waardoor je een linker- en rechterkwab krijgt die in het midden verbonden zijn. Als de schildklier op zijn uiteindelijke plek is aangekomen groeit hij uit tot een werkzame schildklier. Na afloop sluit de ductus thyreoglossus zich vanzelf.

Wat doet de schildklier?

De schildklier bestaat uit schildkliercellen en C-cellen. De schildkliercellen vormen samen de wand van een blaasje (follikel) dat gevuld is met een eiwitrijke vloeistof. De schildkliercellen maken hormonen aan, voornamelijk thyroxine ( T4 ) en een klein beetje trijodothyronine ( T3 ). Beide hormonen worden gebonden aan het eiwit thyreoglobuline ( Tg ) dat opgeslagen ligt in de schildklierblaasjes. De hypofyse, een klier in de hersenen, stuurt de schildklier aan en zorgt er zo voor dat de hormonen terechtkomen in het bloed. Via het bloed bereikt het schildklierhormoon alle lichaamsdelen en -cellen. Schildklierhormoon speelt een rol bij de stofwisseling van vrijwel alle lichaamsweefsels, en stimuleert de lengtegroei. Voor de geboorte en tijdens de eerste drie levensjaren is schildklierhormoon belangrijk voor de hersengroei en -ontwikkeling, daarna voor het functioneren van de hersenen.
De C-cellen maken een ander hormoon aan, calcitonine. Calcitonine remt onder andere de afbraak van botweefsel en zorgt ervoor dat calcium en andere zouten via de nieren worden uitgescheiden.

Wat doen de bijschildklieren?

Bijschildklieren zijn kleine klieren die parathormoon (PTH) aanmaken en uitscheiden. Voor een goede aanmaak van PTH is magnesium nodig. PTH heeft invloed op de hoeveelheid calcium en fosfaat in het bloed. Het zorgt ervoor dat je voldoende calcium in je bloed hebt. Dat gebeurt op de volgende manieren:
  • PTH verhoogt de botafbraak waardoor calcium en fosfaat vrijkomen in het bloed;
  • PTH zorgt ervoor dat er minder calcium en meer fosfaat door de nieren wordt uitgescheiden;
  • PTH stimuleert de aanmaak van vitamine D, waardoor in de darm calcium beter wordt opgenomen.