Het afweersysteem

Om te begrijpen hoe hiv het afweersysteem afbreekt, is het handig om te weten hoe het afweersysteem werkt. Je afweersysteem beschermt je tegen schadelijke ziekteverwekkers, zoals bacteriën, virussen, schimmels, parasieten en kwaadaardige cellen (kankercellen).

Ook je huid en je slijmvliezen zorgen voor bescherming. Ziekteverwekkers of schadelijke stoffen komen er niet zomaar doorheen. Als je huid beschadigd is, bijvoorbeeld als je een snee hebt of een wondje, kan dit wel gebeuren. De bacteriën of virussen die je lichaam dan binnendringen worden door je afweersysteem onschadelijk gemaakt. De afweercellen (witte bloedlichaampjes) spelen hierbij een belangrijke rol.

Er zijn verschillende soorten afweercellen en elke cel heeft zijn eigen taak: opsporen, omsingelen, opeten of doden van de ziekteverwekkers. Nadat de afweercellen in actie zijn gekomen, ruimen ze alles ook nog op. Afweercellen worden ook wel beschermsoldaatjes genoemd, omdat ze het lichaam beschermen tegen vreemde indringers. Als ze goed werken, is er niks aan de hand, maar als er een probleem is met je afweercellen word je ziek.

Wat doet hiv in je lichaam als je geen medicijnen slikt?

Het hiv-virus heeft speciale afweercellen, de CD4-cellen, nodig om zich te vermenigvuldigen. De hiv-deeltjes gaan in je bloed op zoek naar die CD4-cellen, die ze makkelijk kunnen binnendringen omdat ze precies op elkaar passen. Eenmaal binnen gebruikt het hiv-virus de CD4-cel als een soort kopieermachine om zichzelf te vermenigvuldigen. Het hiv-virus dwingt de gezonde CD4-cel om nieuwe virusdeeltjes te maken. Uiteindelijk knapt die CD4-cel open en is dan zo beschadigd dat hij sterft. De vrijgekomen nieuwe virusdeeltjes komen in het lichaam terecht en zoeken allemaal weer een CD4-cel op. Zo begint alles weer van voor af aan en gaan er steeds meer afweercellen kapot.

Natuurlijk probeert je lichaam de hiv-infectie te bestrijden. Je afweersysteem heeft de hiv-cellen wel herkend en wil ze aanvallen en vernietigen. Maar doordat het virus zich zo snel vermenigvuldigt, worden er foutjes gemaakt en ziet de kopie er steeds net iets anders uit. Dat heet mutatie. De afweercellen herkennen het virusdeeltje nu niet meer en vernietigen het niet direct. Zo kan het virusdeeltje ongestoord doorgaan met zich te vermenigvuldigen.

Iedere dag worden er miljarden nieuwe virusdeeltjes aangemaakt en sterven er miljarden CD4-cellen. Die CD4-cellen hebben echter een heel belangrijke rol in het afweersysteem; ze sturen alle andere afweercellen aan, zodat iedere cel precies weet wat hij moet doen. Als er veel CD4-cellen sterven, weten de andere afweercellen dus niet meer wat ze moeten doen. Je afweersysteem werkt dan niet goed meer, waardoor je je niet meer kunt verweren tegen ziekteverwekkers. Je wordt dan veel vatbaarder voor gewone, veelvoorkomende virussen, bacteriën of schimmels. Uiteindelijk kun je zelfs infecties krijgen van virussen, bacteriën of schimmels waar je normaal niet eens ziek van zou worden. We noemen dat met een moeilijk woord ‘opportunistische infecties’. Opportunisme betekent: handelen naar de mogelijkheden van dat moment. Een opportunistische infectie is een infectie die op dat moment kan optreden omdat iemand een verminderde afweer heeft.

Wat is aids?

Iemand met hiv die geen medicijnen gebruikt, krijgt een steeds lagere afweer. Daardoor kun je uiteindelijk de ziekte aids krijgen. Je hebt aids als je nog maar zo weinig CD4-cellen hebt dat je opportunistische infecties krijgt.

Voorbeelden van opportunistische infecties zijn:
  • Een ernstige longontsteking veroorzaakt door een gemene bacterie.
  • Een schimmel die ernstige infecties kan veroorzaken in slokdarm, hersenen, bloed en op diverse andere plekken.

Als je aids hebt, kan je afweersysteem je eigen cellen ook niet goed meer onder controle houden. Als je gezond bent, worden cellen die veranderen in kankercellen herkend en uitgeschakeld. Maar met een kapot afweersysteem krijgen bijzondere en zeldzame vormen van kanker een kans zich te ontwikkelen.

Welke types hiv zijn er?

We kennen hiv-1 en hiv-2. Hiv-1 komt het meest voor in Nederland en Europa. Hiv-2 komt vooral in het westen van Afrika voor. Het virus gedraagt zich bij beide types hetzelfde, maar hiv-2 is minder makkelijk overdraagbaar dan hiv-1, en je wordt er ook minder snel ziek van. Sommige mensen hebben beide typen hiv.