Zwangerschap

Als je hiv-geïnfecteerd bent komt het moment dat je wilt weten of je later zelf vader of moeder kunt worden. Het goede nieuws is dat het gelukkig heel goed mogelijk is om gezonde kinderen te krijgen. Wel moeten er een paar maatregelen genomen worden.

Bespreek de verschillende mogelijkheden met je behandelend arts, hiv-consulent of gynaecoloog. Naast de risico’s op hiv-overdracht (tussen jou en je partner en van moeder op kind) is ook je eigen gezondheidstoestand van belang. Het lichaam moet namelijk in staat zijn om een zwangerschap aan te kunnen.

Als je met een hiv-infectie zwanger wilt worden, is het belangrijk om te weten of je medicatie niet schadelijk is voor de ontwikkeling van je ongeboren baby. Soms moet je (tijdelijk) overstappen op een ander anti-hiv-middel. Als je als vrouw nog geen cART gebruikt, moet je daarmee starten tussen de twintigste en achtentwintigste week van de zwangerschap, om hiv-overdracht op je kind te voorkomen.

De bevruchting kan op verschillende manieren plaatsvinden:
  • Via de natuurlijke weg. Dit kan wanneer een hiv-positieve man of vrouw ten minste een halfjaar een onmeetbaar laag aantal hiv-deeltjes heeft en bovendien therapietrouw is en geen andere soa’s heeft. De kans dat je dan het virus nog overdraagt is heel erg klein, maar niet nul. Overleg dus altijd met je hiv-behandelaar wanneer je dit overweegt.
  • Via zelfinseminatie. Dit kan bij een hiv-geïnfecteerde vrouw en een hiv-negatieve man.
  • Kunstmatige inseminatie via ivf (in-vitrofertilisatie) of iui (intra-uteriene inseminatie). Als de man hiv-geïnfecteerd is en de vrouw hiv-negatief, kan het sperma ‘gewassen’ worden. Dan worden de zaadcellen gescheiden van de rest van het zaad. In de zaadcellen zelf zit namelijk geen hiv. Bevruchting kan vervolgens plaatsvinden via:
    • ivf, ook wel reageerbuisbevruchting genoemd. De zaadcel wordt in de eicel gebracht, buiten het lichaam van de vrouw. Daarna wordt de bevruchte eicel teruggeplaatst in het lichaam van de vrouw.
    • iui; de geselecteerde zaadcellen worden in de baarmoeder van de vrouw gebracht tijdens de eisprong.

De bevalling moet altijd in het ziekenhuis gebeuren omdat er een kans is op overdracht van hiv. De gynaecoloog bekijkt of een vaginale bevalling mogelijk is en anders wordt er een keizersnede gedaan. Na de geboorte wordt bij de baby een paar keer bloed afgenomen om te testen op hiv en de baby moet een paar weken anti-hiv-medicijnen slikken. Het geven van borstvoeding mag niet omdat er ook een kans is op hiv-overdracht via de moedermelk.

Gelukkig zijn dankzij goede zorg, begeleiding en medicatie de laatste jaren in Nederland al veel baby’s geboren uit moeders met hiv zónder dat hiv-overdracht heeft plaatsgevonden.