Soorten aanvallen

Als je epilepsie hebt zul je misschien wel gemerkt hebben dat de aanvallen van elkaar kunnen verschillen. Een aanval hoeft dus niet altijd op dezelfde manier te verlopen. Ook in vergelijking met andere kinderen met epilepsie. Het is dus voor iedereen anders.

Toch kan er een onderscheid gemaakt worden in epileptische aanvallen. De plaats waar ze ontstaan kan verschillen, net als de grootte van de aanval. Soms is alleen een klein groepje hersencellen actief, en soms doen alle hersencellen mee. Epileptische aanvallen kunnen worden verdeeld in twee hoofdgroepen.

Focale (plaatselijke) aanvallen

Een focale aanval (in het verleden heette dit een partiële aanval) begint in één bepaald deel in de hersenen, in een groep hersencellen (de focus van de aanval). Soms ben je nog bij bewustzijn, soms is het verminderd en heel soms helemaal afwezig. Focale epilepsie komt het meeste voor, bij ruim twee derde van de patiënten. Bijna iedereen die na z’n dertigste epilepsie krijgt heeft focale epilepsie.

Gegeneraliseerde (niet plaatsgebonden) aanvallen

Bij een gegeneraliseerde aanval doen alle hersencellen in beide hersenhelften mee en is er altijd een bewustzijnsstoornis. Je bent dan niet of niet helemaal bij bewustzijn.

Om te weten welk type aanval je hebt, kijken we naar de beschrijving van de aanval, de afwijkingen op het eeg en eventuele afwijkingen die bij beeldvorming zijn gezien.

Focale aanval

alleen epileptische activiteit in een deel van de hersenen (er is een focus of bron),
  • dit gebied in de hersenen bepaalt de klachten en verschijnselen die je tijdens een aanval hebt,
  • klachten meestal in één lichaamshelft,
  • normaal of verminderd bewustzijn,
  • de aanval kan zich uitbreiden over de gehele hersenen. Je krijgt dan een gegeneraliseerde aanval die zich over het gehele lichaam uitbreidt mét verlies van bewustzijn. Dit heet secundaire generalisatie.

Bij een focale aanval kan je bewustzijn normaal en onveranderd zijn, waardoor je alles meemaakt en normaal kunt reageren.
  • een focale motorische aanval: het gebied dat je bewegingen aanstuurt is actief. Je kunt dit merken in bijvoorbeeld je arm of been, aan één lichaamshelft.
  • een focale sensibele aanval: het gebied dat je gevoel in je lichaam waarneemt is actief. Je kunt hierdoor tintelingen of prikkelingen voelen in bijvoorbeeld je arm, been, gezicht of ander lichaamsdeel.
  • een focale autonome aanval: het gebied dat je lichaamsfuncties zoals je hartslag, ademhaling en functies in je maag-darmkanaal aanstuurt, is actief. Je kunt hierdoor gaan braken of verandering van hartslag, ademhaling en bloeddruk krijgen.
  • een gecombineerde focale aanval: als een groter gebied in de hersenen actief is, kan de aanval meerdere kenmerken hebben. Als bijvoorbeeld zowel beweging als gevoel wordt beïnvloed, of zowel gevoel als regulatie van lichaamsfuncties.

Bij een focale aanval kan je bewustzijn ook veranderen, waardoor je alles om je heen niet zo goed meemaakt of anders reageert dan normaal. Hierdoor kunnen veranderingen optreden:
  • in je gedrag en handelen; je kunt bijvoorbeeld ineens niet meer goed schrijven.
  • in je reactie op je omgeving; je let minder goed op of komt afwezig over.
  • in hoe je je omgeving ziet; je ziet of hoort dingen anders, waardoor je schrift bijvoorbeeld bol lijkt of je tandenborstel heel klein.
  • dit type aanval is niet altijd makkelijk herkenbaar, omdat de veranderingen heel klein kunnen zijn.

Gegeneraliseerde aanval

  • epileptische activiteit in de gehele hersenen,
  • het hele lichaam is betrokken bij de aanval,
  • verlies of verandering van bewustzijn,
  • na de aanval vaak klachten als hoofd- en spierpijn, hevige vermoeidheid en slaperigheid.
Er zijn primair gegeneraliseerde aanvallen en secundair gegeneraliseerde aanvallen.

Primair gegeneraliseerde aanvallen

Beginnen direct in de hele hersenen.
  • Tonisch-clonische aanval: bij het begin van de aanval verstijven de spieren in je lichaam (armen, benen en romp), daarna krijg je trekkingen of schokken aan je beide armen en benen. De bewegingen beginnen klein en worden langzaam groter. Bij de aanval kun je last hebben van blauwverkleuring, kaakklem, schuim rond de mond en urineverlies. Aan het einde van de aanval verdwijnen de trekkingen, je bent meestal nog niet helemaal bij bewustzijn. Je wordt langzaam wakker of je slaapt voor langere tijd.
  • Tonische aanval: de spieren van je armen, benen en gezicht verstijven. Je valt stijf op de grond en hebt geen trekkingen, verder vergelijkbaar met de tonisch-clonische aanval.
  • Clonische aanval: je hebt trekkingen aan armen en benen. De bewegingen beginnen klein en worden langzaam groter. Je spieren verstijven bij deze aanval niet, verder vergelijkbaar met de tonisch-clonische aanval.
  • Atone aanval: al je spieren verslappen. Je valt slap op de grond, zakt in elkaar. Je spieren verstijven niet en je hebt geen trekkingen, verder vergelijkbaar met de tonisch- clonische aanval.
  • Myoclonieën: je spieren trekken kort samen, waardoor je kleine schokken krijgt met kleine bewegingen. Het kan een keer voorkomen en kort duren, zonder dat je merkt dat je bewustzijn even weg is, je valt dan ook niet om. Het kan ook vaker voorkomen, zonder vaste regelmaat, je verliest je bewustzijn en valt ook om.
  • Absence: plotselinge verandering van bewustzijn, waardoor je afwezig bent, niet meer reageert en niet verder gaat met waar je mee bezig was. Typische bewegingen met je handen (zoals draaiende bewegingen, friemelen) en kleine bewegingen in je gezicht (trillende mond, knipperende ogen) kunnen voorkomen. Na het einde van de absence ga je direct weer door met waar je mee bezig was.
  • Salaamkramp: een krampende beweging waarbij armen, benen en hoofd naar voren buigen of uitgespreid worden.

Secundair gegeneraliseerde aanvallen

Beginnen in een deel van de hersenen en breiden zich daarná uit over de hele hersenen.

Er zijn ook epileptische aanvallen die niet typisch zijn, waardoor ze anders verlopen en niet passen in de beschrijvingen die hierboven staan. We spreken dan over epileptische aanvallen die niet onder te verdelen zijn.

Uitlokkende factoren of triggers

Waarom en waardoor een epileptische aanval ontstaat is lang niet altijd duidelijk. We weten wel dat bepaalde factoren een epileptische aanval kunnen uitlokken, ze verlagen als het ware de drempel voor een epileptische aanval. Het kan zijn dat je gevoelig bent voor een of meerdere van deze factoren, maar dat hoeft niet. Niet iedereen is er gevoelig voor.
  • Hyperventilatie, het snel en oppervlakkig ademhalen. Bij het maken van een eeg vragen ze je daarom soms om een tijdje snel te ademen of om te doen alsof je heel veel kaarsjes uitblaast.
  • Lichtflitsen. Je ziet lichtflitsen als je in de auto zit met een laagstaande zon en langs een rij bomen rijdt waar de zon doorheen schijnt, of in de disco als er discolampen zijn.
  • Slaapgebrek. Een gebrek aan slaap kan de drempel voor een epileptische aanval verlagen.
  • Ziekte. Koorts of temperatuurwisselingen kunnen een aanval uitlokken.
  • Hormonale veranderingen. Meisjes en vrouwen hebben veel hormonale schommelingen tijdens de menstruatiecyclus, dit kan uitlokkend zijn voor een epileptische aanval.
  • Stress. Situaties of perioden die spanningen opleveren kunnen de drempel voor een epileptische aanval ook verlagen.
  • Drugs en alcoholgebruik of -misbruik kunnen dat ook.