Veelgestelde vraag
Welk bloedonderzoek kan verricht worden om de verschillende types JIA aan te tonen of juist uit te sluiten?

  • RF, reumafactor: kan in het bloed aantoonbaar zijn bij poly-articulaire JIA, maar komt ook bij gezonde mensen voor. Het is een immuunglobuline (antistof) dat door het eigen lichaam aangemaakt wordt. Hoe hoger de RF, hoe actiever de ziekte is. Dit kan van belang zijn bij de diagnose, maar ook bij de behandeling.
  • ANA, de antinucleaire antilichamen: kunnen aantoonbaar zijn in het bloed van patiënten met oligo-articulaire JIA. Het zijn immuunglobulinen die zich richten tegen kerneiwitten, zoals dubbelstrengs-DNA (ds-DNA, van belang bij de diagnostiek van SLE) en nucleoproteïne (anti-nRNP). ANA kan gemeten worden in het bloed bij JIA, SLE, syndroom van Sjogren en sclerodermie, maar ook in veel andere situaties. ANA kan meetbaar zijn bij infecties, medicatiegebruik, schildklierziekten en de ziekte van Hodgkin, maar ook bij gezonde kinderen. Een positieve ANA zegt niet zo veel als de klachten vaag zijn. Bij JIA met positieve ANA komt vaker ‘anterior uveitis’ voor.
  • HLA-B27, Human Leucocyte Antigen-B27: is in het bloed aantoonbaar bij de meeste patiënten met artritis met enthesitis. Het is een eiwitcomplex dat op alle lichaamscellen aanwezig is met uitzondering van rode bloedcellen. Het is genetisch bepaald of je dit eiwitcomplex hebt. In Nederland heeft circa 8% het HLA-B27. De meeste mensen die HLA-B27 hebben, ontwikkelen geen artritis. Naast genetische factoren spelen ook andere factoren een rol bij de ontwikkeling van artritis met enthesitis.
  • Ontstekingsparameters:[/b]
    • Bezinking: hiermee wordt de bezinkingssnelheid van de rode bloedcellen weergegeven. Er zijn veel redenen waardoor de bezinking verhoogd kan zijn, waaronder ontstekingen. Veel patiënten met artritis hebben een verhoogde bezinking, zeker als er veel gewrichten ontstoken zijn.
    • CRP, C-reactieve proteïne is een acutefase-eiwit. Het is verhoogd bij alle soorten ontstekingen en afbraak van weefsel. Het eiwit stijgt snel bij ontsteking en is daardoor eerder meetbaar bij opvlammende artritis dan de bezinking.
  • Volledig bloedbeeld
    • Hemoglobine (Hb): bij een chronische ziekte kan bloedarmoede bestaan. Dit is aantoonbaar door een laag Hb-gehalte.
    • Bloedplaatjes (trombocyten, T): het aantal bloedplaatjes kan bepaald worden. Patiënten met JIA kunnen meer bloedplaatjes hebben dan mensen zonder JIA.
    • Witte bloedcellen (leucocyten, L): het aantal witte bloedcellen kan bepaald worden. Een verhoging of verlaging kan bij een ontsteking of infectie voorkomen. Met de microscoop kan nog verder gekeken worden naar het type witte bloedcel, dit heet differentiatie van het bloedbeeld. Differentiatie van de witte bloedcellen laat zien welk type witte bloedcellen verhoogd of verlaagd is. Dit geeft een beter beeld van het onderliggende probleem. Bijvoorbeeld: is er sprake van een infectie veroorzaakt door een bacterie of door een virus? Bij patiënten met actieve JIA is het aantal leukocyten soms verhoogd. Vooral kinderen met systemische JIA en poly-articulaire JIA kunnen veel meer neutrofiele granulocyten hebben.
  • Serologisch onderzoek: kan bepalen of je lichaam niet lang geleden in aanraking is geweest met een bepaald virus (b.v. het Epstein-Barr-virus (EBV) of het virus dat de ziekte van Pfeiffer veroorzaakt). De immuunglobulinen (antistoffen) worden bepaald. IgM is vlak na een infectie meetbaar en IgG later. Om te weten of een infectie inderdaad kort geleden doorgemaakt is, moet je op twee momenten meten, met een tussenpoos van enkele weken.

Ook interessant