Te grote schildklier (struma)

Als de hele schildklier zo vergroot is dat je het kunt voelen of als je een duidelijke zwelling ziet voor in de hals, heet dat struma. Soms is enkel een gedeelte van de schildklier vergroot. Als er op één plek een knobbel zit, spreken we van een enkelvoudige (solitaire) schildkliernodus. Bij meerdere knobbels spreken we van multinodulair struma. Het schildklierhormoon kan bij schildkliervergroting verhoogd, verlaagd of normaal zijn.

Schildkliervergroting kan al bij geboorte aanwezig zijn, maar ook later ontstaan. Een te grote schildklier bij de geboorte kan veroorzaakt worden door:
  • genetische afwijkingen, waardoor het proces van schildklierhormoonaanmaak defect is (dyshormonogenese, onder andere bij CH).
  • stoffen die bij de foetus binnenkomen via de moederkoek oftewel placenta, bijvoorbeeld antistoffen van de moeder met een auto-immuun schildklieraandoening, of schildklierblokkerende medicatie.
    Struma die tijdens de kinderjaren ontstaat kan veroorzaakt worden door:
  • schildklierontsteking (auto-immuun: ziekte van Hashimoto, bacterieel: acute thyreoïditis, viraal/post-viraal: subacute thyreoïditis).
  • spontaan voorkomend, met normale schildklierwerking (niet-toxisch struma).
  • ziekte van Graves.
  • te weinig jodium binnenkrijgen (komt in westerse landen niet meer voor) of te veel jodium binnenkrijgen (via medicatie), of bijzondere medicatie zoals lithium of amiodarone.
  • infiltratieve groei, waarbij ander weefsel het schildklierweefsel ingroeit (bijvoorbeeld histiocytose X, lymfoom).
  • vorming van knobbel(s)/nodus (schildklieradenoom of -carcinoom) of cysten.
    Met een bloedonderzoek, een scintigrafie met jodium of technetium en een echo van de hals met naaldbiopt kan de oorzaak van de schildkliervergroting worden aangetoond. Die oorzaak bepaalt óf en welke behandeling nodig is.