Te trage schildklierwerking

Als je schildklier te langzaam werkt, wordt er te weinig schildklierhormoon aangemaakt en komt er te weinig in het bloed. Je lichaam heeft dan een tekort aan schildklierhormoon. Dat noemen we hypothyreoïdie. Er kunnen meerdere oorzaken voor zijn. Hypothyreoïdie kan al bij de geboorte aanwezig zijn (aangeboren of congenitale hypothyreoïdie) of later in de kinder- of tienerjaren ontstaan.

Congenitale hypothyreoïdie (CH)

Bij congenitale hypothyreoïdie heb je bij geboorte al te weinig schildklierhormoon in je bloed. Meestal ligt het probleem bij de schildklier zelf. Omdat je schildklier niet is aangelegd, niet goed is aangelegd of op een afwijkende plek ligt, óf omdat je schildklier geen hormoon kan aanmaken (dyshormonogenese). We noemen dat congenitale hypothyreoïdie van thyreoïdale origine of CH-T. Je kunt ook een tekort aan schildklierhormoon hebben omdat je hypothalamus of hypofyse niet goed werkt en de schildklier niet goed wordt aangestuurd. We noemen dit congenitale hypothyreoïdie van centrale origine of CH-C. Dit is het geval bij ongeveer 10% van de pasgeborenen met congenitale hypothyreoïdie. Soms heeft een pasgeborene te weinig schildklierhormoon vanwege stoffen die in de baarmoeder van moeder aan kind zijn doorgegeven. Omdat de moeder bijvoorbeeld schildklieronderdrukkende medicijnen gebruikt, een schildklierziekte heeft, of een teveel of tekort aan jodium heeft. Deze vorm van CH wordt ook wel passagère CH genoemd of voorbijgaande CH.

Hoe vaak komt CH voor?

In Nederland heeft ongeveer 1 op de 2500 kinderen CH. Dat betekent dat er elk jaar ongeveer 75 kinderen met CH geboren worden. De aandoening komt twee keer zo vaak voor bij meisjes als bij jongens.

Welke klachten hebben pasgeborenen met CH?

De meeste pasgeborenen (80%) met CH hebben weinig tot geen verschijnselen. De volgende verschijnselen en symptomen kunnen voorkomen:

  • gedrag: slaperig en suf, reageert niet goed op prikkels, huilt met een laag stemgeluid of zonder geluid.
  • huid: geelzucht, vaak langer durend een droge, koude huid.
  • hoofd-hals: vergrote fontanellen, brede en lage neusrug, zwelling rond de ogen, grote tong, zwelling voelbaar in de hals.
  • buik: bolle buik, goed zichtbare bloedvaten, navelbreuk.
  • maag-darmkanaal: voedingsproblemen (slecht drinken, veel spugen), verstopping.
  • spierspanning: verminderde spierspanning, slap aanvoelend.
  • lichaamsfuncties: trage hartactie, lage temperatuur.

Pasgeborenen met CH vanwege hypothalamus- of hypofyseproblemen kunnen ook nog de volgende klachten of kenmerken hebben:

  • te lage bloedsuiker (hypoglycaemie).
  • jongens: te kleine penis en niet ingedaalde testes.

Hoe kan CH worden vastgesteld?

Sinds 1981 zit CH in de hielprik waardoor deze aandoening al bij pasgeborenen kan worden opgespoord. In het bloed dat met de hielprik wordt afgenomen wordt de hoeveelheid T4 en, zo nodig, ook TSH en TBG bepaald. De uitslag van de hielprik kan normaal, afwijkend of dubieus afwijkend zijn. De uitslagen van de hielprik gaan naar de huisarts die bij verdenking op CH doorverwijst naar de kinderarts voor aanvullend onderzoek. Ongeveer een kwart van de doorverwezen kinderen heeft daadwerkelijk CH, de rest niet. Bij een dubieus afwijkende hielprik is het niet duidelijk of de waarden écht afwijkend zijn of niet. Een dubieus afwijkende hielprik wordt daarom herhaald. Aanvullend onderzoek wordt alleen gedaan als de tweede hielprik afwijkend is of dubieus afwijkend blijft.

Aanvullend onderzoek In een eerste gesprek vraagt de kinderarts naar eventuele klachten, ziekten in de familie en het verloop van zwangerschap en bevalling. Daarna wordt de pasgeborene lichamelijk onderzocht. Er wordt bloed en soms urine afgenomen. In het bloed wordt gekeken naar de hoeveelheid schildklierhormonen ( vrij T4 , T4 en T3 ), TSH , thyroxinebindend globuline (TGB), thyreoglobuline ( Tg ) en soms naar afweerstoffen tegen de TSH -receptor. In urine wordt soms de hoeveelheid jodium bepaald. Ook wordt er een echo gemaakt van de hals om te zien of de schildklier op de normale plaats in de hals ligt en hoe groot hij is, en wordt een onderzoek gedaan waarbij het werkende weefsel van de schildklier zichtbaar kan worden gemaakt (jodiumscintigrafie). Als er aanwijzingen zijn dat CH is ontstaan door een fout in een gen (genmutatie) of als er naast een niet goed aangelegde schildklier ook andere organen zijn die niet goed zijn aangelegd, kan genetisch onderzoek plaatsvinden. Als het probleem mogelijk bij de hypothalamus of hypofyse ligt, volgt verder aanvullend onderzoek (bv. een TRH-test , bloedonderzoek waarbij andere hormonen in kaart worden gebracht en beeldvorming door middel van MRI ). Deze onderzoeken kunnen duidelijk maken óf de pasgeborene CH heeft, en als dat zo is meestal ook aantonen waardoor CH is ontstaan. Door een fout in de aanleg van de schildklier, door een fout in de aanmaak van schildklierhormoon, door ongevoeligheid voor de stimulatie door TSH of doordat de hypothalamus en hypofyse de schildklier niet goed aansturen.

Hoe kun je CH behandelen?

Als je te weinig schildklierhormoon hebt, moet je dagelijks schildklierhormoon levothyroxine (Thyrax®, Euthyrox® of Eltroxin®) slikken. Bij levothyroxine kun je kiezen voor pillen of een drankje, een tablet van 25 microgram is de laagste tabletsterkte. De tabletten zijn echter gemakkelijk in tweeën of in vieren te delen. Het officiële advies is om de levothyroxine ongeveer een halfuur voor de voeding in te nemen, en niet te mengen met voeding die johannesbroodpitmeel of soja bevat, dit bindt namelijk aan het schildklierhormoon. Levothyroxine kan zowel ’s ochtends als ’s avonds ingenomen worden. In tegenstelling tot het officiële advies mag je het ook vlak voor het eten innemen, maar dan wel iedere dag op dezelfde manier zodat het een gewoonte wordt. Als je andere medicijnen gebruikt (zoals maagzuurremmers of ijzerhoudende medicijnen), kan dit van invloed zijn op de opname van het schildklierhormoon. Je arts en apotheker kunnen je daar meer over vertellen. Om te controleren of de voorgeschreven dosis goed is, wordt er regelmatig bloed geprikt waarbij gekeken wordt naar de hoogte van TSH en FT4. Als de diagnose CH is gesteld is het belangrijk om zo snel mogelijk met medicijnen te starten om problemen te voorkomen.

Hypothyreoïdie ontstaan tijdens kinder- of tienerjaren

Als je schildklier traag gaat werken tijdens de kinder- of tienerleeftijd spreken we van verworven hypothyreoïdie. Dit kan ontstaan door een tekort aan jodium, maar dat komt in Nederland en in de meeste andere landen in Europa eigenlijk niet meer voor. Jodium is namelijk aan de voeding toegevoegd waardoor je dagelijks voldoende binnenkrijgt. In andere delen van de wereld komt jodiumtekort nog wel voor. Hypothyreoïdie krijg je meestal door een ontstoken en beschadigde schildklier als gevolg van een auto-immuunreactie. Bijvoorbeeld bij de ziekte van Hashimoto of chronische auto-immuun thyreoïditis. Andere, minder vaak voorkomende oorzaken zijn: een beschadigde schildklier door bestraling, een operatie, kanker, een afgeremde schildklier door medicijngebruik of bepaalde voedingsmiddelen (zeldzaam), of problemen met de hypothalamus of hypofyse (hypothyreoïdie van centrale origine).

Hoe vaak komt hypothyreoïdie voor bij kinderen en tieners?

In Nederland hebben ongeveer één tot twee op de duizend kinderen verworven hypothyreoïdie. Bij meisjes komt het vaker (vijf tot acht maal) voor dan bij jongens. Chronische auto-immuun thyreoïditis komt vaker voor bij kinderen met het syndroom van Down, Klinefelter en Turner, en type 1 diabetes mellitus, juveniel idiopathische artritis en type 1 polyglandulair syndroom.

Welke klachten kunnen voorkomen bij hypothyreoïdie?

Ieder kind met hypothyreoïdie heeft zijn eigen klachten, ook heeft niet iedereen er evenveel last van. Hoe langer de hypothyreoïdie al bestaat, hoe meer klachten je hebt. Bij kleine kinderen zijn de klachten soms moeilijk te herkennen omdat ze het zelf nog niet goed aan kunnen geven. Klachten kunnen zijn:

  • gedrag: lusteloos, moe en slaperig, sombere gevoelens, verminderd reactievermogen, langzaam praten.
  • huid en haar: droge, bleke en koude huid, minder zweetproductie, veranderde gevoeligheid, tintelingen, oedeem (zwelling), haaruitval.
  • hoofd-hals: zwelling voelbaar (struma), zwelling rond de ogen.
  • buik: bolle buik, goed zichtbare bloedvaten, navelbreuk.
  • maag-darmkanaal: verstopping.
  • spieren en gewrichten: verminderde spierspanning, minder kracht, spierpijn, gewrichtspijn.
  • lichaamsfuncties: trage hartactie, lage lichaamstemperatuur.
  • vertraagde reflexen.
  • vertraagde puberteit, menstruatiestoornissen, melkafscheiding.
  • zintuigen: gehoorverlies, problemen met zien.
  • toename gewicht.
  • verminderde lengtegroei, klein voor de leeftijd.

Hoe kan hypothyreoïdie worden vastgesteld?

Problemen met je schildklier kunnen met bloedonderzoek worden aangetoond. Uit een bloedvat in je arm of op je hand wordt bloed afgenomen. Dan wordt er gekeken hoeveel vrij T4 en TSH er in je bloed zit. Bij een probleem in de schildklier zelf is het vrij T4 te laag en het TSH te hoog. Ligt het niet aan de schildklier, maar bijvoorbeeld aan de hypothalamus of hypofyse, dan is het vrij T4 te laag en het TSH te laag, normaal of slechts heel licht verhoogd. Om te weten waarom de schildklier te traag werkt is meer bloedonderzoek nodig, bijvoorbeeld om te kijken of er antistoffen tegen de schildklier aanwezig zijn. Als er een hypothalamus- of hypofyseprobleem is, dan kan bepaling van andere hormonen (zoals cortisol en IGF-1) en een TRH-test (om de werking van de hypofyse te testen) meer duidelijkheid geven.

De ziekte van Hashimoto

De ziekte van Hashimoto is een auto-immuunziekte. Dat betekent dat er iets met je immuunsysteem aan de hand is. Je immuunsysteem beschermt je tegen indringers zoals bacteriën en virussen zodat je niet ziek wordt. Het is een heel slim systeem dat vreemde stoffen die je lichaam binnendringen kan herkennen, aanvallen en uitschakelen. Vaak heb je dan koorts, zwelling, pijn en roodheid; de tekenen van een ontsteking. Soms is het heftig en soms merk je het bijna niet. Als je een auto-immuunziekte hebt, valt je immuunsysteem je eigen weefsels aan, net alsof het lichaamsvreemde stoffen zijn. Bij de ziekte van Hashimoto worden de schildkliercellen aangevallen, die daardoor kapotgaan. Waarom het immuunsysteem dat doet, is nog onduidelijk. Kinderen met chromosomale afwijkingen (zoals het syndroom van Down, Klinefelter en Turner) en kinderen met andere auto-immuunziekten (zoals diabetes mellitus type 1 oftewel suikerziekte) hebben meer kans om de ziekte van Hashimoto te krijgen. Deze wordt ook wel chronische auto-immuun thyreoïditis genoemd.

Welke klachten heb je bij Hashimoto?

Bij de meeste kinderen (70%) is de schildklier opgezet en vergroot, maar niet pijnlijk als je eraan voelt. Lees verder over de klachten bij ‘Welke klachten kunnen voorkomen bij hypothyreoïdie?’.

Hoe kan de ziekte van Hashimoto worden aangetoond?

Als je schildklier te traag werkt kan dat met bloedonderzoek worden aangetoond. Uit een bloedvat in je arm of op je hand wordt bloed afgenomen. Dan wordt er gekeken hoeveel vrij T4 en TSH er in je bloed zit. Bij de ziekte van Hashimoto ligt het probleem in de schildklier zelf en is het vrij T4 te laag en het TSH te hoog. Je bloed wordt ook onderzocht op antistoffen tegen thyreoperoxidase ( anti-TPO -antistoffen). Bij de meeste kinderen (ruim 90%) zitten ze in het bloed, maar we zien ze ook bij kinderen die geen schildklierproblemen hebben of bij kinderen met de ziekte van Graves (zie hoofdstuk 5).

Hoe wordt de ziekte van Hashimoto behandeld?

Bij de ziekte van Hashimoto heb je te weinig schildklierhormoon in je lichaam, daarom moet je dagelijks levothyroxine (Thyrax®, Euthyrox® of Eltroxin®) slikken. Hoeveel hangt af van je leeftijd en lichaamsgewicht. Bij levothyroxine kun je kiezen voor pillen of een drankje, een tablet van 25 microgram is de laagste tabletsterkte. De tabletten zijn echter gemakkelijk in tweeën of in vieren te delen. Het officiële advies is om de levothyroxine ongeveer een halfuur voor de voeding in te nemen en niet te mengen met voeding die johannesbroodpitmeel of soja bevat, dit bindt namelijk aan het schildklierhormoon. Levothyroxine kan zowel ’s ochtends als ’s avonds ingenomen worden. In tegenstelling tot het officiële advies mag je het ook vlak voor het eten innemen, maar dan wel iedere dag op dezelfde manier zodat het een gewoonte wordt. Als je andere medicijnen gebruikt (zoals maagzuurremmers of ijzerhoudende medicijnen), kan dit van invloed zijn op de opname van het schildklierhormoon. Je arts en apotheker kunnen je daar meer over vertellen. Om te controleren of de voorgeschreven dosis goed is, wordt er regelmatig bloed geprikt waarbij gekeken wordt naar de hoogte van TSH en FT4. Levothyroxine kan bijwerkingen geven, bij een te hoge dosis kun je hartkloppingen krijgen en je druk en opgejaagd voelen. Ook kun je problemen hebben met slapen.