Veelgestelde vraag
Hoe wordt de diagnose epilepsie gesteld?

Om een epileptische aanval vast te stellen of de diagnose epilepsie te stellen heb je een paar dingen nodig.
  • Een goede beschrijving: vaak heb je dan al snel een idee of er mogelijk sprake is van epilepsie of dat er toch een andere oorzaak is.
  • Video-opname: het opnemen van de aanval helpt nog meer bij het krijgen van een goed beeld. Gelukkig hebben veel kinderen en volwassenen tegenwoordig een mobiele telefoon of een tablet waarmee video’s gemaakt kunnen worden.
  • Een uitgebreide anamnese: naast een beschrijving van de aanval is het belangrijk om uitgebreid in te gaan op je ontwikkeling en lichamelijke en geestelijke toestand. Ook wordt gevraagd naar eventuele aanvallen en ziekten in de familie.
  • Uitgebreid lichamelijk onderzoek: zowel algemeen lichamelijk onderzoek (hart, longen, eventuele infecties) als neurologisch onderzoek is belangrijk.
  • Elektro-encefalografie of eeg, ook wel hersenfilmpje genoemd. Met elektroden die verspreid op de hoofdhuid worden aangebracht kan de elektrische geleiding over hersengebieden worden vastgelegd. Meestal wordt gekozen voor een korte registratie, soms voor een langere registratie (bijvoorbeeld een 24 uursregistratie). Ook het moment van registreren kan verschillen, bijvoorbeeld tijdens een aanval, op afspraak, of als je een nacht niet hebt geslapen (slaapdeprivatie). Tijdens het eeg kan gebruik worden gemaakt van uitlokkende factoren (triggers zoals lichtflitsen, hyperventilatie, slaapgebrek) met als doel een aanval uit te lokken.
Daarnaast kunnen nog aanvullende onderzoeken worden gedaan, bijvoorbeeld omdat het nog niet duidelijk is of de aanvallen epileptisch zijn of om te kijken of er een andere oorzaak (aanlegstoornis hersenen, stofwisselingsziekte) is voor de epilepsie.
  • Meerdaagse aanvalsregistratie of langdurige eeg-videoregistratie; gedurende langere tijd de hersenactiviteit volgen en vastleggen. Zo’n meerdaagse aanvalsregistratie kan worden gedaan in een epilepsiecentrum zoals Kempenhaeghe of SEIN. Dan worden plakelektrodes en twee sfenoïdale elektrodes (die laatste worden met een naaldje net onder je slaap in je linker- en rechterwang ingebracht voor een extra diep meetpunt) aangebracht. Tijdens de registratie word je continu gemonitord (eeg-registratie), gefilmd en bekeken door een neurofysioloog. De registratie kan enkele dagen tot een week duren.
  • Bloedonderzoek: via bloedonderzoek kun je kijken of je een ontsteking hebt (ook een auto-immuunziekte) of een probleem met je zout- of suikerhuishouding, een vergiftiging (verkeerd medicijngebruik, drugsgebruik), stofwisselingsziekte (ook vaak urine- en hersenvochtonderzoek noodzakelijk) of een genetische afwijking.
  • Beeldvorming: een MRI-scan (magnetic resonance imaging) laat heel nauwkeurig zien hoe de hersenen zijn opgebouwd en hoe de bloeddoorstroming is. Hiermee kun je onder andere aanlegstoornissen zoals focale corticale dysplasie, hersenbeschadiging zoals mesiotemporale sclerose, ofwel een verlittekening in een deel van de hippocampus, een tumor en stapelingsaandoeningen (het ophopen van stofwisselingsproducten in de hersenen) ontdekken. Zo kan een focus (een groep hersencellen) voor de epilepsie bijvoorbeeld worden opgespoord.
  • Onderzoek hersenvocht: hersenvocht of liquor kan worden afgenomen met een ruggenprik. In hersenvocht kan een ontsteking (ook op basis van een auto-immuunziekte) of stofwisselingsziekte worden aangetoond.

Ook interessant