Veelgestelde vraag
Welke infecties kunnen optreden na een niertransplantatie?

In het algemeen ben je na transplantatie vatbaarder voor infecties dan ervoor, maar er zijn grote verschillen tussen kinderen die getransplanteerd zijn, de een heeft om de haverklap een infectie, de ander nauwelijks. Dit heeft te maken met de aangeboren afweer die bij de een beter werkt dan bij de ander.

Een virus dat door de afweeronderdrukkende medicijnen regelmatig kan opspelen, is het epstein-barrvirus (EBV) dat de ziekte van Pfeiffer veroorzaakt. Je kunt het virus namelijk ook van de donornier krijgen. Daar is geen medicijn voor. Je kunt wel de immunosuppressie wat verlagen waardoor je eigen antistoffen aanmaakt om het virus de baas te kunnen. Dat moet je goed in de gaten houden. Hetzelfde geldt voor het CMV-virus (cytomegalovirus), een soort herpesvirus, dat kinderen vaak niet hebben gehad, maar volwassenen wel. Als je ziek wordt van het CMV-virus dat opspeelt, kan zich dat uiten in koorts, longontsteking, ontstekingen van je lever, buik- en longvlies. Voor dit virus hebben we wel medicijnen. Om te voorkomen dat je vroeg na de transplantatie ziek wordt van het CMV-virus, geven we antivirale profylaxe. Je moet ze tot drie maanden na de transplantatie slikken.

Je kunt ook een infectie krijgen doordat er bacteriën vanuit je blaas of via je bloed in je nier komen. Omdat je medicijnen neemt die de afweerreactie onderdrukken, krijgen infecties ook meer kans. Het begint vaak met koorts. Het is soms lastig te zien of je een infectie hebt of afstoting. Via urineonderzoek (urinekweek) kun je zien of er bacteriën zijn die de infectie veroorzaken. Je krijgt dan een antibioticumkuur om de infectie te bestrijden.

Ook interessant

Jouw antwoord nog niet gevonden?

Op de Cyberpoli kan je jouw vraag stellen aan een deskundige!

Stel je vraag

Opvolgende vragen

Andere categorieën