Op tijd ingrijpen, voordat het uit de hand loopt

Pim Scholte is psychiater en inmiddels met pensioen. Hij heeft veel jongeren met een psychose behandeld.

Wat is een psychose?

Dan verlies je het contact met de realiteit. Dat kan te maken hebben met wat je denkt of met wat je waarneemt. Bij het denken kan het inhoudelijk misgaan; dan denk je dingen die van geen kant kloppen, maar waar je zo van overtuigd bent dat geen mens je daarvan af kan brengen. Dat heet een waan. Als je andere foute denkbeelden gaat gebruiken om je foute denkbeeld te dekken, is er sprake van een waansysteem. Dan haal je er dingen bij die ook niet kloppen om dat ene denkbeeld in stand te houden. Een voorbeeld: waarom denk je dat de buurman je afluistert? Nou, omdat ik hem altijd langs zie lopen en dan schudt hij zijn zakdoek uit en daar zit een stof in die het makkelijker maakt om mij af te luisteren. Het kan ook misgaan met de vorm van je denken. Dan gaat de samenhang in je gedachten verloren, dat noemen we verwardheid of desorganisatie. Dat kan zo erg zijn dat je alleen nog maar wartaal spreekt. Er is dus een verschil tussen inhoud en vorm. En dat is alleen nog maar het denken, je hebt ook nog het waarnemen.

Wat gebeurt er als het misgaat met het waarnemen?

Waarnemen is alles wat je met je zintuigen doet. Je hebt er nogal wat; horen, zien, ruiken, proeven, voelen. Dat kan allemaal verstoord raken. Dan neem je dingen waar die er niet zijn. Dat heet hallucineren. Wanen en hallucineren zijn twee verschillende dingen. Wanen heeft te maken met denken, en hallucineren met waarnemen.

Kan dat ook samengaan?

Hallucineren kan vaak tegelijkertijd optreden met wanen. Dan denk je dat iemand niet te vertrouwen is en hoor je stemmen die zeggen: pas op voor degene met wie je praat, want die is niet te vertrouwen. Dan heb je een paranoïde of achterdochtswaan en die stemmen bevestigen dat. Zo hangt dat vaak samen. Soms hoor je alleen maar stemmen. Als ze niet heel dwingend zijn, kun je er best mee leven. Die stemmen zijn meestal niet kwaadaardig. Als ze wel kwaadaardig zijn, krijg je soms opdrachten van die stemmen. Dat je jezelf moet beschadigen of een ander iets moet aandoen. Dat is doodeng. Of stemmen die aanzetten tot suïcide. Dat is een keiharde reden om in te grijpen als hulpverlener.

Je kunt dus stemmen horen en een gewoon leven leiden, zonder dat een ander dat merkt?

Dat kan. Het is voor mensen soms moeilijk om te vertellen over hun stemmen, ze schamen zich of de stemmen zeggen dat dat niet mag. Soms hebben mensen ook wanen waar je niets van merkt. Dan denken ze bijvoorbeeld dat iemand helemaal verliefd op ze is. Dat heet een erotische betrekkingswaan. Maar als ze die iemand niet dagelijks tegenkomen, hoeft niemand daar iets van te merken en kunnen ze gewoon hun werk doen of voor de kinderen zorgen, terwijl die waan er wel is. Moet je dat als ziekte bestempelen? Volgens ons diagnostisch handboek kun je het pas een stoornis noemen als het functioneren er nadelig en in belangrijke mate door wordt beïnvloed. Hetzelfde geldt voor sommige verschijnselen uit andere culturen. Er zijn hele volksstammen in contact met hun voorouders, of die geloven in witchcraft. Binnen onze westerse diagnostische criteria valt dat allemaal onder psychose. Dat is natuurlijk niet vol te houden. Dan moet je het christendom ook psychose noemen. Ergens is er dus een grens.

Wanneer moet je wel ingrijpen?

Je moet ingrijpen als iemand er echt last van heeft of zijn omgeving grote problemen bezorgt.

Hoe ontstaat een psychose bij een jongere?

Dat kan al op jonge leeftijd ontstaan. Dan waren er voortekenen of prodromen of prodromale verschijnselen die uiteindelijk op een psychose zijn uitgelopen. Op het moment zelf weet je dat nog niet. In de puberteit kun je allerlei vage mentale klachten of gedragsproblemen krijgen, die bij die levensfase horen. Dan kan het sluimerend beginnen. Schizofrenie komt bij mannen meestal tot volle bloei in de adolescentie of jonge volwassenheid. Bij vrouwen ietsje later. Waarom weten we niet. Er is wel sprake van een zekere biologische kwetsbaarheid, maar er zijn waarschijnlijk veel meer mensen die die kwetsbaarheid hebben en niet psychotisch worden. Er moeten dus stressoren zijn die ervoor zorgen dat het tot uiting komt. Stressvolle omstandigheden, innerlijke conflicten of moeilijkheden, maar die moeilijkheden kunnen ook tot hoofdpijn leiden of ernstige gedragsstoornissen zonder dat er sprake is van een psychose. Als er sprake is van een psychose en je kijkt terug, dan kun je de stressoren vaak wel identificeren. Maar die zijn op zich niet specifiek.

Welke kenmerken kun je noemen?

Schizofrenie begint sluimerend. Dan krijg je van die vage klachten; teruggetrokken, moeilijk te bereiken, leek niet helemaal gelukkig, de klad in de schoolprestaties, het gaat allemaal niet zo lekker meer. Eerst denk je aan puberteitsproblematiek, maar als het blijft hangen, moet je ook aan schizofrenie denken. Dan moet je geen stigmatiserende diagnose geven, maar iemand wel in de gaten houden. Dat doen we met VIP-teams, Vroege Interventie Psychose-teams. Die doen hun uiterste best om iemand niet als een zieke te benaderen. Ze gaan een vriendschappelijke band aan, geven een beetje voorlichting, vertellen waar je op moet letten en houden het in de gaten. Als het dan verergert, ben je er heel snel bij als er wel een behandeling nodig is. Dat kan een psychologische behandeling zijn, of een met pillen. Maar die geven vervelende bijwerkingen, dus daar is veel weerstand tegen.

Waarom moet je er snel bij zijn?

Als je echt in een psychose bent gekomen, gaat dat met heel veel schade gepaard. Je bent lang van school weg, en uit je vriendenkring. Zij hebben je raar zien doen, je raakt vrienden kwijt, het geeft reputatieschade. Zelfs als je snel herstelt, is het niet zo makkelijk om de draad weer op te pakken. Bij schizofrenie heb je naast psychoses vaak periodes van totaal energiegebrek en een vervlakt gevoelsleven. Het kan door de pillen komen, maar ook door de ziekte. Dat heet negatieve symptomen. Daar kun je vaak heel veel last van hebben. De psychoses kun je nog wel bestrijden met pillen, maar die negatieve symptomen zijn veel moeilijker aan te pakken. Dus als jongeren zich met vage symptomen melden via de huisarts en ze komen een keer praten, dan moet je geen diagnose geven, maar de vinger aan de pols houden. Ze volgen en ervoor zorgen dat je op tijd ingrijpt, voordat het uit de hand loopt.

Hoe volg je ze?

In de periode dat je de vinger aan de pols houdt, kun je ze adviezen geven over hoe om te gaan met stressmomenten. Of je kunt uitzoeken of de klachten bij de levensfase horen of dat het iets is wat zich helemaal innerlijk afspeelt. Er kunnen ook problemen in het gezin zijn of met school, en daar kun je over praten en ze coachen. Dan ben je met de stressoren bezig en maak je deze minder kwaadaardig.

Is er een gemeenschappelijke factor aan te wijzen?

Veel is individueel. Iedereen heeft een totaal verschillende uitgangspositie, ook wat betreft beschermende factoren. Zo heeft iedereen bijvoorbeeld een eigen intelligentie, gevoel voor humor en sociale vaardigheden. Al die dingen bepalen hoe iemand erin staat. Dat is heel wisselend. Wat wel gemeenschappelijk is, is de invloed van de tijd waarin iemand leeft. Bijvoorbeeld, je zult nu op een gesloten afdeling geen mensen meer tegenkomen met hun hand in hun jas die denken dat ze Napoleon zijn. Wel denken ze dat ze Kurt Cobain zijn, en er zijn natuurlijk meer van dat soort identificatiefiguren. Dat wordt beïnvloed door dingen die momenteel in het nieuws zijn of die horen bij iemands belevingswereld en de betreffende levensfase. De een heeft zijn helden in de sportwereld zitten en de ander identificeert zich met een popster. Ook gemeenschappelijk zijn die ellendige negatieve symptomen. Dan lopen mensen er hetzelfde bij en verliezen ze hun temperament, energie en identiteit. Als alles afgevlakt is, dan gaan mensen op elkaar lijken. Dan zit zo’n stelletje daar zombie te zijn. Dat is echt verschrikkelijk. Gelukkig is dat een beeld dat door de moderne aanpak van psychose niet vaak meer voorkomt

Hoe zit het met de medicatie?

In feite ontkom je er niet aan. Als je je eerste psychose hebt gehad, moet je je medicijnen een tijdje blijven gebruiken. Je moet niet denken dat het over is en dat je kunt stoppen, je moet het een tijd in overleg met je behandelaar volhouden. En dan is het afwachten. Als het terugkomt, heb je weer zo’n periode van schade en duurt het herstel weer lang. Als je dat niet wilt, kun je er onderhoudsmedicatie van maken. Dat gebeurt heel veel. Dan zoek je de optimale dosering zo dat je net geen psychose meer krijgt, maar wel genoeg temperament overhoudt. Er was bijvoorbeeld een jongen die heel graag schilderde. Hij raakte door de medicijnen zijn zin daarin en zijn creativiteit kwijt, maar als hij minder pillen nam viel hij meteen terug. Dat was enorm balanceren. Het duurde heel lang voor dat precies goed zat. Iemand moet ook beseffen dat hij die pillen nodig heeft. Daar moet je over kunnen onderhandelen en daar moet iemand voor openstaan. Er horen ook veel leefregels bij, je moet eigenlijk bijna als een bejaarde leven. Geen alcohol vanwege het controleverlies dat dat geeft, niet te veel spannende dingen, genoeg slaap enz. Nou, dat wil je helemaal niet als je jong bent.

Zijn jongeren wel echt te helpen?

Ja, ik denk het wel, omdat er gewoon geen alternatief is. Het is verschrikkelijk om in een psychose te blijven hangen. In die zin kun je wat betekenen. Je probeert in een soort kameraadschap een gesprek met iemand te hebben waarin je samen besluit wat te doen. Daar is wel enig ziektebesef voor nodig. Dat is je eerste taak, nadat je iemand weer ‘op aarde’ hebt gekregen: een goede uitleg en kameraadschap om ziektebesef aan te kweken, maar vaak is er helaas een tweede of derde psychose voor nodig om dat te aanvaarden.

Die kameraadschap, hoe werkt dat?

Voorlichting of psycho-educatie kan op allerlei manieren, ook via kameraadschap. Dan ben je niet helemaal de dokter, maar iets ertussen in. Ik houd afstand, maar ben wel betrokken om iemand ergens naartoe te brengen. Het is professioneel balanceren en dat is heel interessant.

Hoe stel je de diagnose schizofrenie?

Je volgt het beloop. Je kunt het nooit na een keer zeggen, behalve als je herkent dat het iets anders is, bv. een drugspsychose. Dan heb je vaak visuele hallucinaties, daar vraag je ook altijd naar. Dat is het leuke aan dit vak. Je moet altijd doorvragen. ‘Hoe weet je nou dat iemand het op je voorzien heeft, hoe merk je dat dan?’ Tot in detail vraag je uit. Mensen ontvouwen hun hele denksysteem dan aan je, met al die wanen erin.

Zo filter je de drugspsychose eruit?

In feite wel. Je vraagt altijd naar drugsgebruik. Dat moet je zorgvuldig doen. Hoe lang is dit al gaande, je moet het beloop zien. Je hebt van die typische dingen die heel erg bij schizofrenie horen, gedachte-inprenting bijvoorbeeld. ‘Ik heb nu een gedachte, en die heb jij bij mij erin gestopt. Ik denk dat jij weet wat ik denk, jij kunt dingen in mij stoppen, niets is meer geheim, ik ben al mijn privacy kwijt, ik heb geen huid meer.’ Dat doodenge, dat vind ik heel typerend voor schizofrenie. Wat gelukkig achterhaald is, is dat schizofrenie één ziekteconcept is. We gaan een ander soort diagnostiek bedrijven. Dat je wel symptomen hebt, maar een heel andere ontwikkelingsgang daarvan dan anderen die dezelfde symptomen hebben. En mensen met in oorsprong dezelfde stressoren en biologische reacties daarop, kunnen andere symptomen krijgen. Net als dat geldt voor autismespectrumstoornissen. Dat is aan het vervloeien, die categorale indelingen. Schizofrenie heeft sowieso al zo veel rare verschijningen, iedereen heeft geprobeerd dat in te delen omdat het zo veel verschijningsvormen heeft. Dat is al een teken dat het geen eenheid is.

Een bipolaire stoornis, met een manische en depressieve kant, zie je dat hier los van?

Beide kanten kunnen psychotisch ontaarden, niet alleen de manische fase, die zich kenmerkt door ontremming op allerlei gebieden. Je vindt jezelf geweldig, je doet dingen sneller, je geeft meer geld uit, op seksueel gebied gaan de remmen los. Je slaapt niet meer, je praat heel snel. Als al dat ‘ik ben geweldig’ niet meer alleen een gevoel is, maar ook een overtuiging wordt en geleidelijk aan een grootheidswaanzin: ‘Ik ben Jezus en ik ga de wereld redden’, dan heb je een psychose te pakken. Dat is een manische psychose vanuit de stemming. Aan de andere kant heb je ook de depressieve kant: ‘Ik ben niet alleen waardeloos, ik ben een slecht mens, ik moet gestraft worden. Ik ben zwart vanbinnen. Verrot. Ik stink ook.’ Al dat soort overtuigingen zijn verschrikkelijk. Een hel. Je hebt dan een psychotische ontaarding van een depressie.

Het kan ook niet ontaarden?

Ja, precies. Je kunt een manische toestand hebben die niet psychotisch is.

Als je nu terugkijkt, kunnen we wat doen voor deze jongeren die een psychose hebben doorgemaakt?

Nee, helaas niet altijd. Maar als dat wel zo is, kunnen ze dolblij met je zijn. Ik heb meegemaakt in de afgelopen tien jaar dat mensen uit die tijd dat ik ze behandelde die ik toevallig op straat tegenkom, helemaal blij zijn! Dan vertellen ze meteen hun hele verhaal. En dan vertellen ze ook dat ze heel goed behandeld zijn, dat ze blij zijn dat dat zo is gegaan en dat hun leven anders heel anders gelopen is, dat ze een goed leven hebben gehad. Die zijn blijkbaar tot acceptatie gekomen en weten dat te managen. Ik weet van een meisje, wel met een gewichtsprobleem, die moeder is geworden. Je weet niet hoe het precies gaat, het zal vast wel niet gemakkelijk voor haar zijn, maar zij is wel helemaal vrolijk! Je betekent altijd wel wat, en met heel weinig winst moet je het doen.