Jongeren willen gehoord worden

Rianne Klaassen werkt als kinder- en jeugdpsychiater bij Levvel (voorheen de Bascule), waar zij tevens opleider is in het aandachtsgebied kinder- en jeugdpsychiatrie. Zij is mede-initiatiefnemer van @ease, www.ease.nl.

Wat is @ease?

Bij @ease kunnen jongeren tussen de 12-25 jaar laagdrempelig terecht als ze ergens mee zitten. Ze hoeven geen afspraak te maken en kunnen gewoon binnenlopen voor een gesprek met twee vrijwilligers, waarbij er altijd een zorgprofessional aanwezig is en een psychiater als achterwacht telefonisch bereikbaar is. De gesprekken zijn gratis en anoniem. Er wordt gewerkt volgens het adagium: normaliseren waar het kan, interveniëren waar nodig. Er wordt geen dossier bijgehouden en er is geen toestemming nodig van ouders. Met @ease willen we de drempel verlagen om om hulp te vragen. Jongeren willen niet altijd naar een (kinder)psychiater of psycholoog, waarbij drempels als stigma, diagnose (stempel), wachtlijsten en vragen over financiering een rol spelen. Wij vroegen ons af: wat willen ze dan wel? Uit gesprekken met hen begrepen we dat ze gehoord willen worden, en (in eerste instantie) dat er naar hen geluisterd wordt.

Waar komt dit idee vandaan?

@ease is gebaseerd op het succesvolle Headspace in Australië. Headspace en @ease maken onderdeel uit van een wereldwijd netwerk om ‘Youth Mental Health’ te promoten en te verbeteren. Omdat de naam Headspace in Europa wettelijk niet gebruikt kon worden, is er samen met jongeren gekozen voor een andere naam: @ease. We zijn gaan kijken naar andere initiatieven in de wereld en hebben Headspace Denemarken bezocht, aangezien de Deense samenleving en hun zorgstelsel veel op die van Nederland leken. Denemarken werkte met succes samen met vrijwilligers; wij hebben vervolgens hun model aangepast aan de Nederlandse situatie en er wetenschappelijk onderzoek aan gekoppeld. We willen een lerende plek zijn, hoe kunnen we ons initiatief beter maken, zowel kwalitatief als kwantitatief, o.a. door middel van promotieonderzoek.

Hoe lang bestaat @ease al?

Het idee voor een driejarig project ontstond in 2016. In 2017 hebben we de plannen uitgewerkt: wat gaan we doen en hoe, wat is het primaire proces, hoe worden vrijwilligers getraind, wat is de rol van professionals? In 2018 opende @ease Maastricht en snel daarna @ease Amsterdam. Dat is op projectmatige basis gebeurd. Je leert van de ervaringen in Maastricht en dat gebruik je weer in Amsterdam en zo verder. Inmiddels is er ook een @ease-vestiging in Heerlen en in Rotterdam; in Groningen openen we nog in 2021 onze deuren.

Hoe komen jongeren bij @ease terecht? Maken jullie gebruik van campagnes?

We hebben voorlichting gegeven op veel middelbare scholen, hbo’s, mbo’s en studentenmarkten in Maastricht en Amsterdam. Verder doen we veel online via sociale media. Ook krijgen we regelmatig aandacht in de lokale en landelijke pers. Daarnaast hebben we contact met huisartsen, de jeugdzorg en psychiatrie. Als jongeren daar klaar zijn met hun behandeling, zijn ze altijd welkom, of als ze nog onder behandeling zijn en gewoon over iets anders willen komen praten. Het is laagdrempelig en anoniem. Je mag gewoon binnenlopen en het is gratis.

Veel jongeren hebben zorgen of vragen, maar bij een kleine groep kan dit de opmaat zijn voor psychiatrische problematiek. Willen jullie die groep er ook uitvissen?

Dat is eigenlijk de aanleiding geweest van @ease, omdat bijna alle grotere psychiatrische beelden ontstaan tussen de 12 en 25 jaar: verslaving, persoonlijkheidsstoornissen, eetstoornissen, psychoses of manisch depressieve stoornissen. Onze eerste doelstelling was dus om er vroeger bij te zijn, bij die grote psychiatrische problemen. Maar onze vraag was ook: hoe komen we nu in contact met die jongeren die ergens rondlopen, zonder hen te stigmatiseren met bijvoorbeeld bepaalde vragen die al wijzen naar die grote psychiatrische stoornissen. Later hebben we dat dus verbreed en aangepast naar het meer bereiken van jongeren en ze versterken in hun veerkracht, vroege detectie (opsporen) van psychiatrische problemen kwam toen als tweede. We zijn ons meer in het sociale veld gaan bewegen, want het gros van de jongeren zit niet zozeer in de overgang naar een psychiatrische aandoening.

Het is dus een bewuste keuze geweest?

Ja, omdat we merkten dat de meeste jongeren bredere vragen hebben rond angst of somberheid. Ook kinderen met ouders met psychische problemen hebben vragen, zogenaamde KOPP-kinderen (Kinderen van Ouders met Psychiatrische Problemen). Dat gaat om ongeveer een kwart van de jongeren. Tien tot dertig procent heeft suïcidale gedachten of plannen, dat vragen we actief uit. Los van welke diagnose dat wel of niet zou kunnen zijn.

Lukt het om die jongeren vroeg te detecteren?

We werken met vragenlijsten, die zijn niet stoornisspecifiek maar gaan over sociaal functioneren: ga je naar school, heb je vrienden, contact met familie of ben je bekend bij de politie? Ook vragen we naar stressgerelateerde klachten: hoe ga je om met tegenslagen? Vanuit het idee dat een stoornis vaak ontstaat in combinatie met het verbreken van sociaal contact, spijbelen van school of verzet tegen regels. Die combinatie versterkt elkaar en er is dan een grotere kans op het ontstaan van een stoornis. Dat vragen we na en we herhalen dat als jongeren terugkomen. Ik vind zelf dat de vroege detectie van psychose en manische depressiviteit sterker kan. Dat is een volgende stap.

Wat gaat wel goed?

We weten dat zes van de tien jongeren met een grote stoornis niet blij zijn met de hulp die ze krijgen. De jongeren die bij ons komen, geven aan dat dit is wat ze zoeken, dat er naar ze geluisterd wordt. Vooral bij suïcidaliteit is dat een groot pluspunt, het wordt bij iedereen uitgevraagd. Het stigma over nadenken over de dood wordt bespreekbaar gemaakt. We hebben heel strakke afspraken bij suïcidaliteit. Wij en ook de vrijwilligers hebben een training gehad van 113 online. De vrijwilligers praten eerst met de jongeren en als het nodig is komt de professional erbij. Die overlegt later met de achterwacht, een psychiater. Indien nodig neemt de GGZ of een crisisdienst het over. De vrijwilligers worden getraind om niet te schrikken als iemand aangeeft wel eens na te denken over de dood. Maar belangrijk is dat al deze gesprekken worden nabesproken met een professional.

Krijgen de jongeren een vragenlijst voorgelegd?

We beginnen niet met een vragenlijst. We luisteren eerst en aan het eind vragen we of ze een paar vragen willen beantwoorden, met als doel dat wij hier beter in willen worden en er onderzoek gedaan kan worden, maar ook omdat we willen leren van de jongeren. Dat doen we altijd, tenzij de jongeren niet willen. Maar de meeste jongeren vinden dit oké.

Kunnen jullie iemand met symptomen zo opvangen dat er geen echte psychose ontstaat?

Of je een psychose hiermee voorkomt is moeilijk te bewijzen. Daarvoor is een psychose te zeldzaam en wordt deze door meerdere factoren bepaald. Uiteindelijk is een aantal psychoses zo biologisch dat dat toch gaat gebeuren. Je hebt wel een groep jongeren die blowen, waarbij goede uitleg en psycho-educatie wel een gedragsverandering in gang kunnen zetten. We hebben net als in de oncologie een stadiëring gemaakt van psychoses. De eerste stap van die stadiëring is dat de jongeren ons bereiken. Bij KOPP (Kinderen van Ouders met Psychiatrische Problemen) -kinderen, bijvoorbeeld een van de ouders heeft schizofrenie, zou psycho-educatie een eerste stap moeten zijn. @ease is zich specifiek voor deze doelgroep nu aan het verdiepen in wat dan nodig zou zijn, in aanvulling op wat we nu bieden. @ease is ook een bruggenbouwer naar de huisarts of de psychiater. Als we na vier of vijf keer geen verbetering zien, dan moet iemand anders het overnemen. Dan stellen we voor om door te verwijzen, maar hier blijven langskomen mag altijd.

Vertel je dan ze een verhoogd risico lopen?

Nee, dan zeg ik dat de klachten wat lang aanblijven, naar school gaan minder is. En dat ik wil weten wat erachter zit? Misschien is het goed dat een psycholoog of psychiater daar eens professioneler naar kijkt. Je verlaagt zo de drempel naar de tweede lijn (specialisten). Dus niet eerst een intakegesprek, vragenlijsten invullen dan vervolgens op een wachtlijst om na acht weken een behandeling te krijgen. Jongeren krijgen zo het gevoel dat er geluisterd wordt op het moment dat ze het nodig hebben. Dat gevoel geeft vertrouwen in de hulp en verhoogt de kans dat ze de doorverwijzing accepteren.

Jullie zijn nu twee jaar verder, tijd voor een evaluatie?

De eerste evaluatie van de vestigingen heeft in 2019 plaatsgevonden. We hebben onderzoek gedaan naar hoeveel en welke jongeren er komen bij @ease. We hebben de jongeren gevraagd wat we moeten doen om ze beter te bereiken, wat maakt het makkelijk en wat zijn barrières om hulp te vragen. De eerste publicaties zijn ingestuurd. Tevens adviseren de jongerenadviesraden ons voortdurend.

Is daar al iets over te zeggen?

Jongeren vinden het fijn dat het gratis is. Als je niet weet hoe duur iets is, is dat al een belemmering. En er zijn leeftijdsgenoten die je opvangen, niet meteen een betaalde professional. Als jij besluit dat je erheen wilt en het kan ook, dan is dat is fijn. Het zou wel wat vaker open mogen zijn. Amsterdam is twee dagen open, Maastricht drie en Heerlen een. Rotterdam is net gestart en eind dit jaar zal ook Groningen open gaan. Sinds corona kunnen jongeren ook met ons chatten. Sommige vrijwilligers doen face-to-face-gesprekken, anderen zitten in de chat.

Wat vind jij dat er goed werkt?

Het mooie van @ease is de sociale inclusie: je bent er, je mag er zijn en er wordt naar je geluisterd, dat is beschermend tegen allerlei aandoeningen. De kans om depressief te worden als je ergens bij hoort, is kleiner. Behalve bij de mensen die genetisch belast zijn. Ik denk dat het stigma op ergens mee zitten en erover mogen praten, vermindert. Weliswaar op heel kleine schaal, maar dat is wat we zien. Verder doet het ook iets met de behandelaar. Het dwingt professionals om te luisteren zonder lijstjes, en zonder diagnose te stellen. Die vinden het heel verfrissend om gewoon eens actief te luisteren, dat is echt een kunst. Het belangrijkste is dat als je je gehoord voelt, het wantrouwen naar de hulpverlener minder wordt. Dat hebben we niet onderzocht, dus dat kunnen we nog niet hard maken. Maar de jongeren bij wie het nodig was, hebben we begeleid naar gespecialiseerde zorg.

Hoe verhoudt @ease zich met andere initiatieven voor jongeren?

Er zijn in het sociale domein heel veel spelers die fantastisch werk doen en ervoor zorgen dat jongeren niet buiten de boot vallen. Zoals ‘Out on the Streets’ die jongeren ontmoeten en aanspreken. Het zou mooi zijn om die jongeren, indien gewenst, dan naar @ease te geleiden.

Zijn jullie nog bezig met campagnes?

Ja, vooral online nu. Op Instagram verschijnen wekelijks dingetjes.

Neem Amsterdam, hoeveel jongeren komen daar?

In het begin soms niemand, maar nu gemiddeld zo’n twee tot drie jongeren per middag. We zitten nu in Nieuw-West. We zouden daar ook graag jongeren met een immigratieachtergrond willen ontvangen. Bij die groep speelt ook schaamte een rol.

Met hoeveel vrijwilligers werken jullie?

Er moeten er elke middag drie of vier zitten, ook omdat we nu de chat hebben, dus acht per week. Er zijn nu zo’n twintig actieve vrijwilligers, maar we hebben er vijftig getraind. Vooral in Maastricht zijn er heel veel.

Mag een jongere ook vanuit Hilversum komen of alleen uit de regio Amsterdam?

Je mag ook van ver. Ze komen ook vanuit Almere.

Jongeren met buitengewone ervaringen, zien jullie die ook bij @ease?

Veertig procent van de jongeren op de middelbare school (blijkt uit Australisch onderzoek) heeft buitengewone ervaringen. Zijn die at risk? Nee, dat komt pas als het sociaal functioneren vermindert. Die buitengewone ervaringen zitten voor een deel bij de groep jongeren die al in de tweedelijnszorg zit. Daar komen ook veel onderzoeken vandaan. Bijvoorbeeld bij een jongere met een depressie en buitengewone ervaringen. Maar over jongeren met buitengewone ervaringen die gewoon buiten lopen, weten we nog niet zo veel. Als zij hier komen met een buitengewone ervaring, dan helpt het de jongeren als we hen niet labelen. De vrijwilligers zeggen bijvoorbeeld wel dat het een wonderlijk verhaal is. Ze gaan in gesprek zonder die buitengewone ervaring te labelen als de voorfase van een psychische stoornis als bijvoorbeeld psychose. Maar we letten wel op het sociaal functioneren. Wij houden bijvoorbeeld bij of ze spijbelen. Onze vrijwilligers, soms zelf ervaringsdeskundige, kunnen hun eigen verhaal delen, bijvoorbeeld dingen als ‘mijn broertje is ook een tijd niet naar school gegaan, maar uiteindelijk heeft hij die de school wel afgemaakt’. Dus zij zeggen dingen, soms uit eigen ervaring, die je als volwassene ook wel wilt zeggen, maar die komen dan niet binnen bij de jongeren. Via de vrijwilligers komt het wel binnen. Zij spiegelen zich als het ware aan elkaar.

Is er een plek voor @ease op de Cyberpoli?

@ease zou op twee plekken op de Cyberpoli kunnen: bij buitengewone ervaringen en bij psychoses. Jongeren zoals de KOPP-kinderen kunnen informatie over psychose zoeken omdat vader of moeder psychoses heeft. Of als de ouders verslaafd zijn. Als zij zich afvragen of zij een psychose hebben, kunnen ze bijvoorbeeld in gesprek gaan bij @ease. Logischerwijs denk ik wel dat @ease wat meer bij buitengewone ervaringen hoort.