Chronische nierinsufficiëntie

Als je nieren meer dan zes maanden minder goed werken, heb je chronische nierinsufficiëntie. Als het nog slechter wordt, ondanks dieet en medicijnen, en je nieren helemaal niet meer werken, heb je terminale nierinsufficiëntie. In Nederland gebeurt dit elk jaar bij ongeveer vijfentwintig kinderen.

Je hebt dan dialyse nodig om je bloed te zuiveren of je krijgt een nieuwe nier via een niertransplantatie. Er zijn twee oorzaken voor het ontstaan van nierinsufficiëntie: het is aangeboren, wat vooral bij kinderen voorkomt, of verworven (op latere leeftijd ontstaan), wat meer voorkomt bij volwassenen. De ongezonde westerse leefstijl (te veel eten, te weinig bewegen) die zorgt voor hoge bloeddruk, suikerziekte en aderverkalking, kan leiden tot de tweede soort. Hieronder gaan we in op het ziektebeeld nierinsufficiëntie: de oorzaken, behandeling en manieren om nierinsufficiëntie te voorkomen.

Lees voor meer informatie ook de interviews van Professor Koen van Hoeck, kindernefroloog en Jaap Groothoff, kindernefroloog over chronische nierinsufficiëntie.

4.2 Het ziektebeeld

Als je als kind chronische nierinsufficiëntie hebt, merk je dat niet direct. De nierinsufficiëntie ontstaat geleidelijk en je hebt vaak pas laat door dat er iets aan de hand is als je nierfunctie sterk achteruit is gegaan. De eerste klacht kan zijn dat je niet goed groeit, wat vooral bij peuters onder de drie jaar opvalt. Ook kun je last hebben van moeheid, bloedarmoede (omdat er geen epo meer wordt aangemaakt), botpijn (omdat er niet genoeg vitamine D wordt aangemaakt), benauwdheid (door vasthouden van vocht), misselijkheid, braken (door gifstoffen die de nier niet goed kan zuiveren), jeuk (door ophoping van ureum, een afvalproduct van eiwit), hoofdpijn (te hoge bloeddruk) en te veel of te weinig plassen. Volwassenen hebben vaak een combinatie van zware vermoeidheid, hoge bloeddruk, en klachten als misselijkheid en braken, tintelingen in de armen, jeuk en een droge huid.

Als je nierinsufficiëntie hebt, groei je dus niet goed en blijf je klein, omdat je minder eet, omdat je je lusteloos voelt en geen eetlust hebt, maar ook omdat je nieren zouten en eiwitten lekken die allebei belangrijk zijn voor de groei van je botten. En door het vitamine D-tekort krijgen je botten niet genoeg kalk om te groeien.

4.3 Stadia van chronische nierinsufficiëntie

Chronische nierinsufficiëntie krijg je niet in één keer. Er zijn vijf stadia (I tot V), die lopen van milde tot zeer ernstige nierinsufficiëntie.

Door je nierfunctie (je GFR) te meten, weet je in welke fase je zit. GFR (glomerulaire filtratiesnelheid) is de hoeveelheid bloed die je nieren in een minuut kunnen zuiveren. Je kunt je GFR berekenen door de hoeveelheid kreatinine (een afbraakproduct van spieren) te meten. Voor kinderen is daarbij de formule van Schwartz handig. Dan heb je alleen de lengte van het kind nodig. De eenvoudige vorm van deze formule is: 40 x lengte (in cm): concentratie kreatinine. Om het voor kinderen te standaardiseren, dient de GFR uitgedrukt te worden per 1.73 m2 lichaamsoppervlak. Kleine kinderen hebben namelijk een lagere GFR als je niet omrekent naar 1.73 m2.
  • Stadium I (GFR > 90 ml/min/1.73 m2): nierschade of een chronische nierziekte met een normale nierfunctie, wel zit er bloed of eiwit in de urine;
  • Stadium II (GFR 60-90 ml/min/1.73 m2): nierschade met lichte vermindering van de nierfunctie;
  • Stadium III (GFR 30-60 ml/min/1.73 m2): nierschade met matige vermindering van de nierfunctie;
  • Stadium IV (GFR 15-30 ml/min/1.73 m2): nierschade met ernstige vermindering van de nierfunctie;
  • Stadium V (< 15 ml/min/1.73 m2: nierschade met zeer ernstige vermindering van de nierfunctie, we spreken dan van terminale nierinsufficiëntie.

Bij stadium I heb je weinig klachten en maar een klein beetje verlies van nierfunctie. Bij stadium II en III heb je advies van de dokter nodig om je nierfunctie zo goed mogelijk te houden. Bij stadium IV word je op nierfunctievervangende therapie (dialyse of transplantatie) voorbereid en stadium V is terminale nierinsufficiëntie.

Het voorkomen van achteruitgang van de nierfunctie
Als je een nierziekte hebt, waarbij je nierfunctie steeds minder wordt, kun je met je dokter en verpleegkundige bespreken hoe ze je nieren toch zo lang mogelijk kunnen laten werken. Maar ook als je een ziekte hebt met snelle achteruitgang van je nierfunctie, waarbij dialyse soms (tijdelijk) nodig is, kunnen je nieren toch vaak volledig herstellen.

Om te zorgen dat je nierfunctie niet verder achteruitgaat, is het belangrijk dat je goed op je gewicht let en je BMI (Body Mass Index, jouw gewicht gedeeld door jouw lengte in m2) onder controle houdt. Bij overgewicht gaat je bloeddruk omhoog waardoor de druk op de resterende filtertjes hoger wordt en je nieren nog verder achteruitgaan. Je zoutgebruik moet goed gedoseerd worden onder begeleiding van een arts. Sommige kinderen met nierziekten hebben last van zoutverlies. Dit is anders dan bij volwassenen en jongvolwassenen, zij moeten juist minder zout eten. In borstvoeding, maar ook in flesvoeding en peutervoeding, zit overigens vaak weinig zout. Heel belangrijk is dat jongeren niet roken of drugs gebruiken, zoals amfetamines of XTC, die de bloeddruk kunnen verhogen en rechtstreeks nierschade veroorzaken. Bij meisjes die aan de pil willen is goede controle belangrijk in verband met een eventuele verhoging van de bloeddruk. Soms is het nodig om medicijnen te geven tegen die hoge bloeddruk.

4.4 De oorzaken van chronische nierinsufficiëntie

Chronische nierinsufficiëntie kan verschillende oorzaken hebben en op verschillende momenten in je leven ontstaan. Bij kinderen is de oorzaak vaak een aangeboren probleem. Hier volgt een indeling van aangeboren en verworven aandoeningen als oorzaak.