Wat is trombose?

Als je trombose hebt, zit er een bloedstolsel of bloedprop in een van je bloedvaten. Dat bloedvat kan daardoor verstopt raken. Als er bijvoorbeeld een ader in je been wordt afgesloten, kan je been dik, warm en pijnlijk worden en kan het een rode of paarse kleur krijgen. Trombose in een ader noemen we ook wel een veneuze of diep veneuze trombose (DVT).

Als dat stolstel of een deel ervan losschiet, kan het op een andere plaats in je lichaam zorgen voor een verstopping. Dat noemen we een embolie. Vaak gebeurt dit in de longen. Als je een longembolie hebt, kun je kortademig zijn en pijn hebben bij het ademhalen.

Hoe ouder je wordt, hoe groter de kans op trombose, maar niet alleen ouderen krijgen het, ook jonge mensen en kinderen kunnen het krijgen. In Nederland krijgen ongeveer 350 baby’s en kinderen per jaar trombose of een embolie. Trombose bij kinderen zien we vooral bij te vroeg en pasgeboren baby’s en bij jongeren in de puberteit.

Bij het ontstaan van trombose bij kinderen spelen meerdere factoren een rol. Ernstig zieke kinderen kunnen bijvoorbeeld trombose krijgen als ze een lange lijn (infuus) hebben voor voeding en medicijnen. Ook de anticonceptiepil, langdurig stilzitten of stilliggen, overgewicht, roken en trombofilie kunnen een grotere kans geven op trombose. Trombofilie is een (erfelijke) stollingsafwijking waardoor je bloed sneller stolt.

Omdat trombose ontstaat door bloedstolsels, is het goed om te weten hoe de bloedstolling precies werkt. 

Tekst & animaties: Caroline Ruigrok
Advies: Dr. Heleen van Ommen (Erasmus MC)
Redactie: Paulette Mostart