Wat is astma?

Astma is een chronische ontsteking van de luchtwegen. Als je een astma-aanval hebt zijn je luchtwegen vernauwd waardoor je moeilijk kunt ademhalen. In Nederland zijn er zo’n 300.000 kinderen met astma. Eén op de tien schoolgaande kinderen (10%) heeft astma. De klachten die bij astma horen zijn benauwdheid, hoesten en piepen.

Er is niet één astma, maar er zijn meerdere vormen. Zo kun je bijvoorbeeld last hebben van astma na inspanning of na een infectie. Je kunt astma krijgen op heel jonge leeftijd maar ook op latere leeftijd. En dit zijn nog maar enkele voorbeelden. Wat alle types astma met elkaar gemeen hebben zijn de symptomen bronchiale hyperreactiviteit en lokale ontstekingsverschijnselen, maar hoe erg, dat is weer voor iedereen anders.

Bronchiale hyperreactiviteit

Met bronchiale hyperreactiviteit wordt het té sterk reageren van de luchtwegen op prikkels bedoeld. Er ontstaat een te snelle en te sterke vernauwing van de luchtwegen. Deze afwijkende reactie op prikkels komt door een chronische ontsteking. Aan deze vernauwing kun je wel iets doen. Na het gebruik van luchtwegverwijders zoals B2-sympacticomimetica neemt de vernauwing af. Hoe erg de luchtwegen reageren is meetbaar door longfunctieonderzoek.

Lokale ontstekingsverschijnselen

Bij astma zitten de ontstekingen diep in de luchtwegen. Sommige zitten er al lang, andere pas net. Het afweersysteem speelt hierbij een belangrijke rol, daarover straks meer. De ontsteking heeft nogal wat gevolgen; plaatselijke zwelling door vochtophoping, nesteling van witte bloedcellen (bepaalde granulocyten en lymfocyten) in de wand, veranderingen aan het luchtweg bedekkende weefsel en het onderliggende steunweefsel en groei van het gladde spierweefsel. Hierdoor worden de luchtwegen gevoeliger voor prikkels, en dat zorgt weer voor hyperreactiviteit. Ook ontstaan er structurele veranderingen in de wand van de luchtwegen, ook wel ‘remodeling’ genoemd. Zoals een verdere toename van de hoeveelheid glad spierweefsel. De rol van de remodeling is nog onduidelijk, er zal nog veel onderzoek nodig zijn om te weten te komen of het beschermend werkt of juist niet.

Immuunsysteem (het afweersysteem)

Het immuunsysteem (afweersysteem), is het systeem dat ons beschermt tegen onder andere infecties. Het blijkt ook een rol te spelen bij het ontstaan van astma en allergieën. Om een goed beeld te krijgen van de afweer bij astma krijg je eerst uitleg over de afweer in een gezond lichaam.

Wanneer komt je afweer in actie?

In het lichaam zijn vele ziektekiemen zoals bacteriën aanwezig. Dat hoort zo. Van sommige word je ziek en van andere juist niet, die beschermen je. Een goede reactie van de afweer op de juiste bacteriën is daarom heel belangrijk. Het zorgt ervoor dat je lichaam gezond blijft, dat wil zeggen; goed beschermd tegen slechte en schadelijke ziektekiemen en ‘gastvrij’ voor goede en nuttige ziektekiemen. Herkenning en goede communicatie tussen cellen en stoffen in je lichaam is daarbij van groot belang.

Immuunsysteem en astma

Het immuunsysteem bestaat uit vele cellen en moleculen. De werking van het systeem is bij iedereen uniek, maar wel gericht op dezelfde taken. Namelijk het ontdekken van lichaamsvreemde stoffen, zoals ziektekiemen, die het lichaam zijn binnengedrongen en het al dan niet uitschakelen ervan. Het systeem moet herkennen wat niet in je lichaam thuishoort (lichaamsvreemd) en wat wel (lichaamseigen). Vervolgens worden de kwalijke lichaamsvreemde stoffen aangevallen. Het immuunsysteem kan ook nog onthouden welke lichaamsvreemde stoffen al eens ‘binnen’ zijn geweest zodat de afweer snel op gang kan komen bij een volgende keer. De werking van het immuunsysteem wordt onder andere beïnvloed door genetische en omgevingsfactoren.

Het immuunsysteem werkt op twee manieren:
  • de aangeboren (ook wel niet-specifieke afweer);
  • de verworven (ook wel specifieke afweer);
de cellen en moleculen van beide manieren hebben contact met elkaar waardoor samenwerking ontstaat en acties elkaar opvolgen (als een soort kettingreactie).

De aangeboren afweer

De aangeboren afweer heb je al bij je geboorte. Het systeem bestaat uit allerlei typen witte bloedcellen die ontstekingshaarden (infecties door ziektekiemen als een bacterie of virus) overal in het lichaam opsporen. Als ze de infectie hebben ontdekt, verlaten ze de bloedbaan en gaan er naar toe. De witte bloedcellen hebben meerdere functies, enkele voorbeelden:
  • De cellen hebben een speciale receptor (soort antenne) aan hun buitenkant, waarmee ze zich aan bepaalde stoffen van de ziektekiem binden. Een bacterie kan zo worden vastgepakt.
  • Daarna eet de witte bloedcel de bacterie op (als een Pacman). In de omgeving van de ontstekingshaard geven de witte bloedcellen stoffen af die andere cellen prikkelen en aanzetten tot een bepaalde taak. Hierdoor wordt ook de verworven afweer geactiveerd.
  • Sommige cellen kunnen lichaamscellen herkennen die bijvoorbeeld geïnfecteerd zijn met een virus en deze geïnfecteerde cel vervolgens doden.
Het aangeboren immuunsysteem kan snel op gang komen. Binnen enkele minuten tot uren na het binnendringen van een ziektekiem. Het verworven deel komt later op gang.

De verworven afweer

Het verworven immuunsysteem wordt bepaald door een ander soort witte bloedcel, de lymfocyt. Er zijn twee types; de T-lymfocyt (thymuslymfocyt) en de B-lymfocyt (beenmerglymfocyt). De verworven afweer komt pas in actie als ziektekiemen binnendringen. De T- en B-lymfocyten richten zich op binnendringers als bacteriën en virussen, maar ook op tumorcellen.

Drie soorten T-lymfocyten zijn belangrijk; twee T-helpercellen (type Th-1-cel en Th-2-cel) en de T-regulatoirecellen (Tr-cel). De T-helpercellen maken diverse stoffen die bedreigende cellen en ziektekiemen onschadelijk maken. De Tr-cel zorgt voor balans tussen beide T-helpercellen. Een deel van de cellen bouwt geheugen op voor ziektekiemen, zodat ze bij een volgend contact nog sneller kunnen reageren.

B-lymfocyten vermenigvuldigen zich als ze in contact komen met een lichaamsvreemde stof zoals een ziektekiem. Vervolgens gaan ze stofjes maken die specifiek gericht zijn tegen onderdelen van die ene ziektekiem en ze onthouden dit ook nog eens. Als dit speciale stofje het onderdeel van de ziektekiem heeft vastgepakt (en dit past als een sleutel in een slot) gaan ze deze vernietigen. De B-lymfocyten worden hierbij geholpen door de T-cellen.

Evenwicht tussen th-1-cellen en th-2-cellen

Na de geboorte zijn er vooral Th-2-cellen in het lichaam aanwezig, bij iedereen. Doordat je na de geboorte in aanraking komt met allerlei bacteriën, schimmels of gifstoffen maakt je lichaam steeds meer Th-1-cellen aan. De Tr-cellen hebben hier een sturende rol in, zij zorgen ervoor dat de Th-1-cellen de Th-2-cellen terugdringen waardoor een evenwicht ontstaat.

De infecties die een baby in de eerste maanden doormaakt hebben dus nut. Zoals blootstelling aan gifstoffen waarmee je in aanraking komt als je huisdieren of vee om je heen hebt of met huisvuil of aarde speelt. Dit zorgt dus voor een grotere rol van Th-1-cellen en daardoor voor evenwicht in de afweer. En dat leidt weer tot een gezond lichaam.

Waar zit de afweer in het lichaam?

Het beenmerg maakt lymfocyten aan, dus ook de B-lymfocyten. In de zwezerik (orgaan dat achter het borstbeen ligt, medische term: thymus) worden de T-lymfocyten gemaakt. Als de cellen goed rijp zijn komen ze in omloop. Om de bacterierijke gebieden in het lichaam goed in de gaten te kunnen houden, zitten de lymfocyten op diverse strategische plekken. Ze zitten bijvoorbeeld in lymfeklieren, in lymfoïd weefsel (langs luchtwegen en darmen) en in de milt. In het lymfoïde weefsel wordt de uitrijping van Tr-cellen gestimuleerd door infecties en specifieke ziektekiemen.

Immuunsysteem en astma en allergie

Bij astma ontstaan er ontstekingsverschijnselen. Deze ontstaan, bij een bepaalde genetische aanleg, doordat de eigen afweer wordt geactiveerd, terwijl dit eigenlijk niet zou moeten. De T-cellen spelen hierbij een belangrijke rol. De aansturing van Th-1- en Th-2-cellen door Tr-cellen hoort in een gezond lichaam te leiden tot een evenwichtige werking van de Th-1- en Th-2-cellen. Bij onvoldoende werking van de Tr-cellen en door bepaalde omgevingsfactoren (blootstelling aan virale infecties en bepaalde micro-organismen op jonge leeftijd) komen er te veel Th-2-cellen. Té veel actieve Th-2-cellen kunnen leiden tot plaatselijke ontstekingsreacties, zoals bij astma, en een verhoogde aanmaak van IgE, zoals bij allergie. Reacties die normaal nodig zijn om ziektekiemen en allergenen te bestrijden, zijn als het ware op hol geslagen en keren zich tegen het lichaam.

Naast veranderingen in de T-cellen zien we ook veranderingen in de cellen die de oppervlakte van de luchtwegen bedekken (epitheelcellen). Beide veranderingen versterken elkaar waardoor ontstekingsreacties in stand gehouden worden en blijvende veranderingen in luchtwegen kunnen ontstaan. Enkele voorbeelden:

Zwelling door vochtophoping (oedeemvorming);
  • Innesteling van witte bloedcellen (bepaalde granulocyten en lymfocyten) in de wand;
  • verandering aan het oppervlakteweefsel en aan het bindweefsel; het aanzetten tot groei
  • van glad spierweefsel.


Tekst: Marloes Vegelin
Revisie: Bart Rottier
Animaties: Caroline Ruigrok
Redactie: Paulette Mostart