De ligging van de hersenen, bescherming en doorbloeding

Je hersenen liggen in je hoofd, binnen je schedel die is opgebouwd uit een geheel van botten. Je schedel is hard en beschermt je hersenen tegen beschadiging.

Als je net geboren bent zijn de botdelen nog niet met elkaar vergroeid. Je hebt nog open schedelnaden en twee kleine openingen tussen de botdelen, de voorste, grote fontanel en achterste, kleine fontanel. De fontanellen sluiten meestal tussen de leeftijd van acht en achttien maanden. De schedelnaden sluiten later omdat je schedel de eerste jaren nog vanuit de schedelnaden groeit (meestal zijn de naden dicht rond je achtste levensjaar).

Niet alleen de schedel, ook de hersenvliezen en het hersenvocht beschermen je hersenen.

Je hersenvliezen zitten om je hersenen heen, ze bestaan uit drie lagen. Het vlies dat direct om je hersenen zit, is het zachte hersenvlies. Het omhult je hersenen volledig, dus ook de inkepingen (sulci). Daaromheen ligt het spinnenwebvlies. Tussen deze beide vliezen lopen heel veel bloedvaten en zit hersenvocht. Het buitenste vlies is het harde hersenvlies, het ligt tegen de binnenkant van de schedel aan en vormt de afscheiding tussen beide hersenhelften.

Hersenvocht wordt voortdurend aangemaakt in je hersenkamers (ventrikels), het stroomt langzaam om je hersenen en je ruggenmerg. Omdat het hersenvocht continue wordt aangemaakt en rond stroomt, worden je afvalstoffen afgevoerd. Het vocht beschermt ook doordat het een dempende werking heeft, het vangt schokken op.

Een paar grote slagaders, die zich vertakken in een netwerk van kleinere en vele kleine slagaders, voorzien je hersenen van zuurstofrijk bloed, en bouw- en brandstoffen zoals glucose. Je aders voeren het bloed weer af naar het hart, en nemen tegelijk kooldioxide en andere afvalstoffen mee. Tussen je bloedbaan en je hersenen zit de bloed-hersen-barrière, een extra bescherming die je hersenen beschermt tegen schadelijke stoffen, ziekteverwekkers en schommelingen van onder andere hormonen, brand- en bouwstoffen in je bloed. De barrière bestaat uit een laag cellen die rondom je bloedvaten zit en deze volledig omsluit. Alle stoffen moeten vanuit je bloedbaan dus door de cellaag heen voordat ze bij het hersenvocht en de zenuwcellen aankomen, en andersom. Bepaalde stoffen bereiken je hersenen dus wél en andere juist níet. Je krijgt hierbij wel hulp, zoals van de nauwe sluiting tussen de cellen van de barrière, kleine doorgangen in de wand van de cellen (deze doorgangen worden ook wel kanalen of pompen genoemd) en hulp van speciale enzymen.