Toekomst

Een hersentumor kan schade aan je hersenweefsel geven, waardoor je later lichamelijke klachten, beperkingen of verandering in je gedrag of ontwikkeling kunt krijgen. Dat gebeurt bij best veel kinderen, soms al snel en soms pas jaren later.

Die klachten kun je ook krijgen door de medicijnen, bestraling of operatie, want naast de effecten die je wilt, kunnen ze ook negatieve gevolgen hebben. Dat noemen we bijwerkingen of complicaties. Ook jaren na de behandeling zal je daarom nog regelmatig op controle moeten komen, voor lichamelijk onderzoek, neuropsychologisch onderzoek en gesprekken.

De gevolgen die je tijdens of direct na de behandeling merkt, zijn korte termijn gevolgen. Die kunnen weer over gaan (tijdelijke bijwerkingen), maar ook blijven doordat er schade is ontstaan (restschade). Ook kun je pas na jaren klachten krijgen van de behandeling, dat noemen we lange termijn gevolgen. Na de behandeling van een hersentumor is langdurige controle dus heel belangrijk, zodat je zo goed mogelijk geholpen en ondersteund kunt worden.

Er zijn gelukkig ook genoeg gunstige ontwikkelingen op het gebied van behandeling. Dankzij het gebruik van computers en beeldvorming tijdens de operatie, en nieuwe ontwikkelingen op het gebied van bestraling en medicijnen heb je minder kans op beschadiging van hersenweefsel of andere ongewenste effecten.

Problemen die een hersentumor en de behandeling kunnen veroorzaken:
  • Neurologische problemen. De hersentumor en de behandeling kunnen schade aan hersenweefsel en zenuwbanen geven. Je kunt hierdoor uitvalsverschijnselen krijgen, problemen hebben met lopen, je evenwicht, horen, zien, spreken en verschillende andere hersenfuncties. Je kunt ook last krijgen van tintelingen in je voetzolen of benen of epileptische aanvallen, doordat de elektrische geleiding in je hersencellen is verstoord door schade aan die cellen.
  • Problemen met leren en ontwikkelen. Kinderen met een hersentumor hebben vaak last van concentratieproblemen en een ontwikkeling (zoals de taalontwikkeling) die anders verloopt. Het kortetermijn geheugen kan minder worden. Dingen die je kon, kun je meestal nog wel, maar het leren van nieuwe dingen gaat dan moeilijker en langzamer dan bij andere kinderen. Het verwerken van (nieuwe) informatie kan ook moeilijk gaan.
  • Problemen met gedrag en psychologische problemen. Je gedrag kan veranderen na een hersentumor, door de gevolgen van de tumor zelf of door de behandeling. Ook dat je kanker hebt of hebt gehad, heeft invloed op hoe je je voelt. Je kunt er somber door worden en depressief. Dat kan meteen gebeuren, maar ook jaren later.
  • Hormonale problemen. In je hersenen zitten de hypothalamus en hypofyse, twee heel belangrijke klieren die heel veel hormonen in je lichaam aansturen. Door bestraling kunnen de klieren beschadigd raken, waardoor ze anders gaan werken en de hormonen in je lichaam verstoord kunnen raken. Je kunt problemen krijgen met je schildklier waardoor je langzamer groeit en je obesitas kunt krijgen. Ook kun je problemen krijgen met je puberteitsontwikkeling of later moeilijk kinderen krijgen.
  • Een secundaire tumor is een nieuwe tumor die is ontstaan door celschade na bestraling. Door een hoge bestralingsdosis heb je meer risico op celschade in het omliggend weefsel waardoor een secundaire tumor kan ontstaan. Maar er speelt meer mee, zoals gevoeligheid voor de bestraling, je leeftijd en eventuele chemotherapie die je hebt gehad. Voorbeelden van secundaire tumoren zijn: basaalcel carcinoom, meningeoom, centraal zenuwstelseltumoren, weke delen sarcoom en schildklierkanker. Chemotherapie kan ook een rol spelen bij het ontstaan van acute myeloide leukemie.

Problemen met de bloedvaten in je hersenen. Door de bestraling kunnen de bloedvaten in je hersenen beschadigen, waardoor je een grotere kans hebt op een bloeding of infarct.