Opbouw hersenen

De hersenen bestaan uit meerdere delen. Je hebt grote hersenen, kleine hersenen, tussenhersenen en een hersenstam die je hersenen verbindt met het ruggenmerg. Ieder deel heeft een eigen functie, maar het is vooral belangrijk dat alle delen goed samenwerken.

De grote hersenen

Je grote hersenen zijn ook echt het grootst, ze vormen het bovenste gedeelte van je hersenen. Ze sturen je spieren aan (motorische informatie), ontvangen en verwerken alle informatie (om je heen én in je lichaam) met behulp van je zintuigen (sensorische informatie) en ze zorgen ervoor dat je kunt leren en beslissingen kunt nemen.

Je grote hersenen bestaan uit een linker en een rechter hersenhelft (hemisfeer). De linker hersenhelft loopt vanaf het midden van je hoofd (de midlijn, die van je neus via je kruin naar je achterhoofd loopt) tot aan je linkeroor, en de rechter hersenhelft vanaf de midlijn tot je rechteroor. De linker hersenhelft ontvangt vooral informatie uit de rechterhelft van je lichaam, de rechter hersenhelft krijgt vooral informatie over de linkerhelft van je lichaam. Lichaamshelft en hersenhelft zijn dus kruislings met elkaar verbonden.

Je hersenhelften worden van elkaar gescheiden door het harde hersenvlies dat van bovenaf in de diepe spleet tussen beide hersenhelften doorloopt, dit noemen we de falx cerebri.

Onderaan zijn de hersenhelften met elkaar verbonden door de hersenbalk, het corpus callosum. Je hersenbalk is belangrijk voor de samenwerking tussen je hersenhelften en zorgt ervoor dat ze informatie kunnen uitwisselen met elkaar.

Van buiten naar binnen, bestaan de grote hersenen uit:

  • De grijze stof; deze stof wordt gevormd door de zenuwcellen zelf en hun korte vertakte uitlopers (dendrieten). De grijze stof ligt om de witte stof heen en vormt zo de buitenste laag van je hersenen. Deze laag heet de hersenschors (cerebrale cortex). De grijze stof verwerkt informatie.
  • De witte stof; deze stof wordt gevormd door uitlopers (axonen) van zenuwcellen. De witte stof legt verbindingen tussen je hersengebieden en zorgt voor de communicatie en het doorgeven van informatie. - De basale kernen; de kernen (nucleï) liggen diep in de witte stof. Ze worden gevormd door zenuwcellen, net als de grijze stof van de hersenschors.

De grijze stof - de hersenschors

Je hersenenschors bestaat uit een golvend oppervlak vol met kronkels en groeven. De kronkels of heuvels worden gyri genoemd, de groeven of inkepingen heten sulci. Doordat het oppervlak kronkelig is en dus groter, heb je meer ruimte om informatie te ontvangen en te verwerken. Je hersenschors heeft veel functies, naast informatieverwerking stuurt hij ook je spieren aan en zorgt hij ervoor dat je beslissingen kunt nemen. Doordat de hersenschors is verdeeld in gebieden of kwabben, heeft elk gebied zijn eigen functie.

De verschillende gebieden of kwabben ontstaan doordat de hersenschors van beide hersenhelften door diepe groeven wordt verdeeld in vijf delen of kwabben. Deze kwabben hebben elk een eigen, speciale rol, waardoor informatie uit je lichaam via zenuwuitlopers en -banen wordt doorgegeven aan de juiste kwab die de informatie kan verwerken. De dingen die je om je heen ziet worden bijvoorbeeld vanaf je ogen doorgestuurd naar je achterhoofdskwabben. Je hebt dus vijf kwabben:

  • De voorhoofdskwab of *frontaalkwab. *Een grote kwab die voorin je hoofd ligt, achter je voorhoofd. In dit deel van je hersenschors wordt informatie verwerkt die onder andere je gedrag en je emoties bepaalt. Ook je vermogen om te plannen, het aanleren van bepaalde handelingen en je motivatie worden hier geregeld.
  • De achterhoofdskwab of occipitaalkwab. Deze kwab ligt aan de achterzijde van je hoofd. Hier wordt informatie verwerkt die van belang is voor het zien. Prikkels die via je netvlies in je oog binnenkomen worden door zenuwenbanen naar de visuele hersenschors gestuurd. Daar worden ze gelezen en verwerkt, zodat je weet wat je hebt gezien.
  • De wandbeenkwab of pariëtaalkwab. Deze kwab ligt aan de bovenzijde van je hoofd, boven de achterhoofdskwab. Hier wordt informatie verwerkt die vanuit je zintuigen (zoals je neus) binnenkomt, ook je vermogen om te leren en je aandacht te richten wordt hier geregeld. Deze kwab heb je dus nodig om te leren lezen, rekenen en voor de ontwikkeling van ruimtelijk inzicht.
  • De slaapbeenkwab of temporaalkwab. Deze kwab ligt vlak boven je oor, bij je slaap. Hier wordt informatie verwerkt die van belang is voor je spraak en taal. Daardoor kun je bijvoorbeeld dingen herkennen en benoemen. Een belangrijk gebied voor de taalontwikkeling, ligt op de linker temporaalkwab, het centrum van Wernicke. De temporaalkwab zorgt er ook voor dat je dingen die net gebeurd zijn kunt onthouden. - De eilandskwab of insula. Dit kleine gebied van de hersenschors ligt in de groeve tussen de voorhoofds- en slaapbeenkwab. Hier wordt onder andere informatie verwerkt die een rol speelt bij emoties en pijn.

De witte stof

De witte stof wordt gevormd door uitlopers van zenuwcellen, de axonen. De stof is ook werkelijk wit, dat komt door de witte laag die om de axonen ligt, de myelineschede. De witte stof legt verbindingen tussen je hersengebieden en zorgt voor de communicatie tussen de gebieden en het doorgeven van informatie.

Het limbisch systeem

Het limbisch systeem bestaat uit meerdere hersendelen, waaronder de hippocampus en de amygdala. Alle hersendelen van je limbisch systeem werken nauw samen en kunnen elkaar beïnvloeden, ze spelen een rol bij emotie, het emotionele geheugen, motivatie en genot. De hippocampus is betrokken bij het geheugen en het leggen van verbanden en speelt een rol bij aangeleerde emoties en herinneringen. De amygdala speelt een belangrijke rol bij angst, hoe bang je bent en je reactie daarop.

De kernen

De kernen (basale ganglia) liggen in de witte stof in de grote hersenen. Belangrijke kernen zijn het putamen, nucleus caudatus en globus pallidus. Ze staan door de witte stof in verbinding met andere hersengebieden zoals de hersenschors, vooral de frontaalkwab en de hersenstam. Ze spelen een grote rol bij diverse hersenfuncties, zoals aandacht, redeneren, geheugen, emotie en het plannen van bewegingen.

De tussenhersenen

De tussenhersenen liggen tussen de grote hersenen en het begin van de hersenstam, en bevatten onder andere de thalamus, hypothalamus en hypofyse

Thalamus

De thalamus is een hersenkern, een stukje grijze stof, die zowel in de linker als de rechter hersenhelft ligt. De thalamus bepaalt welke informatie vanuit je zintuigen doorgegeven moet worden aan je hersenschors en andersom, en heeft daarmee een heel belangrijke functie. Hij bepaalt dus of iets wat je meemaakt doorgegeven wordt zodat het je aandacht krijgt. Zo kun je geluid op de achtergrond bijvoorbeeld niet horen als je heel aandachtig naar een film kijkt of een boek leest. De thalamus speelt ook een belangrijke rol bij het doorgeven van motorische informatie van je kleine hersenen en basale kernen naar je hersenschors.

Hypothalamus

De hypothalamus ligt onder de thalamus, je hebt er een in beide hersenhelften. De hypothalamus zorgt ervoor dat je hormonen in evenwicht zijn, waardoor alle lichaamsfuncties die door hormonen worden aangestuurd goed werken en in balans blijven. Hij zorgt, samen met de hypofyse, voor de verbinding tussen je zenuwstelsel en je hormonale stelsel. De hypothalamus stuurt samen met je hypofyse de volgende hormonen en orgaansystemen met de daarbij passende hormonen aan; schildklier, bijnieren, geslachtsorganen, het groeihormoon, melanocyt stimulerend hormoon, prolactine, oxytocine en antidiuretisch hormoon.

De hypothalamus verbindt ook de hersenstam met de basale kernen en speelt daardoor een rol bij motivatie, seksdrive of hongergevoel. Net als bij het slaap-waakritme.

Hypofyse

De hypofyse (glandula pituitaria) is een kleine klier die onderaan je hersenen ligt, achter je oogkassen, in een holte in de schedelbasis, het zogenaamde ‘Turkse zadel’. De hypofyse bestaat uit twee kwabben, een voorkwab en een achterkwab. De achterste kwab zit met een soort steel vast aan de hypothalamus die net boven de hypofyse ligt. De hypofyse ‘verbindt’ het zenuwstelsel met het hormonale stelsel. Je hypofyse maakt verschillende hormonen aan die er op hun beurt voor zorgen dat andere klieren hormonen aanmaken of orgaansystemen beïnvloeden.

In de voorkwab van de hypofyse (adenohypofyse) zitten zes verschillende soorten cellen die allemaal een ander hormoon aanmaken:

  1. thyroïd stimulerend hormoon, TSH : dit hormoon stimuleert de schildklier tot het aanmaken van schildklierhormoon.
  2. adrenocorticotroop hormoon, ACTH: dit hormoon stimuleert de bijnieren tot het aanmaken van corticosteroïden waaronder cortisol, aldosteron en androgenen.
  3. groeihormoon, GH: stimuleert de groei.
  4. luteïniserend hormoon, LH- en follikelstimulerend hormoon, FSH: hormonen die de geslachtsklieren stimuleren; hierdoor kom je in de puberteit en word je vruchtbaar.
  5. prolactine, PRL: stimuleert de aanmaak van moedermelk na de bevalling.
  6. melanocyt stimulerend hormoon, MSH: stimuleert de aanmaak van melanine (pigment in de huid, zorgt ervoor dat je bruin wordt).

De hypothalamus stimuleert de aanmaak van deze hormonen.

In de achterkwab (neurohypofyse) worden twee door de hypothalamus aangemaakte hormonen opgeslagen:

  • het antidiuretisch hormoon, ADH: heeft effect op je nieren en zorgt er bijvoorbeeld voor dat je niet te veel vocht uitplast.
  • oxytocine: dit hormoon speelt een rol bij de bevalling, het geven van borstvoeding en de voortplanting; het zorgt er bijvoorbeeld voor dat de weeën en de borstvoeding op gang komen.

De kleine hersenen

De kleine hersenen worden ook wel het cerebellum genoemd. Ze liggen aan de achterzijde van je hoofd, onder je grote hersenen op de overgang naar je hersenstam.

Je kleine hersenen hebben heel veel taken, ze zijn bijvoorbeeld erg belangrijk voor je evenwicht en je coördinatie. Daardoor kun je je soepel bewegen, sporten en moeilijke en precieze handelingen uitvoeren, zoals schrijven, schilderen, een muziekinstrument bespelen, fietsen of autorijden.

De hersenstam

De hersenstam ligt voor de kleine hersenen, tussen de grote hersenen en het ruggenmerg in, en zorgt voor een verbinding tussen al deze structuren. De hersenstam regelt je ademhaling, hartslag en bloeddruk en is daardoor van levensbelang. Ook regelt hij je lichaamstemperatuur en speelt hij een rol bij je slaap-waakritme (net als de hypothalamus).

De hersenstam verbindt je grote en kleine hersenen met elkaar en met je ruggenmerg. De zenuwbanen die door je hersenstam lopen geven zo prikkels door van je hersenen naar je spieren en zintuigen én andersom.

Ruggenmerg

Je ruggenmerg ligt binnen je wervelkolom, dat is de lange rij botjes aan de achterkant van je rug. In je ruggenmerg lopen zenuwbanen omhoog en omlaag;

  • zenuwbanen die omhoog lopen geven informatie uit je lichaam door aan je hersenen over de dingen die je om je heen hoort of ziet, ook wel sensorische informatie genoemd;
  • zenuwbanen die omlaag lopen geven informatie van je hersenen door aan je lichaam over het aansturen van je spieren of je handelen, ook wel motorische informatie genoemd.