Een dreigende vroeggeboorte

Bij een dreigende vroeggeboorte worden de controle en begeleiding gedaan door een gynaecoloog. De weeënactiviteit, bloeddruk, temperatuur en hartslag van de moeder worden gecontroleerd, er wordt een uitstrijkje gemaakt, en ook het bloed en de urine worden onderzocht.

De foetus wordt met een echo bekeken en de hartslag wordt gecontroleerd. Soms kunnen de weeën worden gestopt, door bedrust of behandeling van een onderliggend probleem, zoals een blaasontsteking.

Als de dreigende vroeggeboorte toch doorzet, moet de onrijpe foetus zo goed mogelijk worden voorbereid. Onder de 34 weken zwangerschap zijn de longen namelijk nog niet voldoende ontwikkeld, waardoor na de geboorte (ernstige) ademhalingsproblemen kunnen ontstaan. Het is dus belangrijk om de geboorte zo lang mogelijk tegen te houden zodat corticosteroïden kunnen worden gegeven. De corticosteroïden, die twee dagen lang worden gegeven, bevorderen de longrijping en de aanmaak van surfactant. Soms is er meer behandeling nodig, zoals antibiotica of bloeddrukverlagende medicijnen.

De corticosteroïden kunnen vanaf 23 weken en vijf dagen worden gegeven, omdat na twee dagen de ondergrens van 24 weken is behaald. Bij acute nood is er vaak geen tijd meer om een behandeling met corticosteroïden te starten. Na 34 weken zwangerschap is deze behandeling niet meer nodig, omdat de longen dan meestal ver genoeg gerijpt zijn.