De start van de pasgeborene na de geboorte

Voor de geboorte krijgt de foetus voedingsstoffen en zuurstof via het bloed van de moeder. Dat zuurstofrijke bloed vol belangrijke stoffen stroomt vanuit de placenta naar de foetus. De placenta bestaat uit een netwerk van bloedvaten, dat via grote bloedvaten in de navelstreng verbonden is met de bloedsomloop van de foetus.

Daar waar de bloedvaten van de foetus heel dicht langs die van de moeder lopen, kunnen zuurstof, voedingsstoffen en afvalstoffen uitgewisseld worden. De bloedsomlopen zijn gescheiden, en alleen de stoffen die nodig zijn gaan door de wand van de bloedvaten van het ene systeem naar het andere. In de placenta wordt zuurstof van de moeder afgegeven aan het zuurstofarme bloed van de foetus. Via de bloedvaten in de navelstreng stroomt het nu zuurstofrijke bloed naar de bloedsomloop van de foetus. Na gebruik gaat het zuurstofarme bloed met kooldioxide (afvalproduct na gebruik van zuurstof) weer via de navelstreng terug naar de placenta. Ook andere afvalstoffen worden via de placenta naar het bloed van moeder afgevoerd.

Na de geboorte wordt de verbinding met de placenta verbroken als de navelstreng wordt doorgeknipt. De pasgeborene moet dan zelf gaan ademen om zuurstof binnen te krijgen. Direct na de geboorte zijn de longen nog samengedrukt en zit er ook nog wat vruchtwater in. Als de baby gaat huilen en ademhalen, komt er lucht in de longen waardoor ze opengaan en zich volledig ontplooien, ook het vruchtwater gaat er dan uit. Als de longen goed open zijn en de ademhaling goed op gang is, kan de pasgeborene door de dunne wand van de ontplooide long zelf zuurstof opnemen in de bloedstroom en afvalstoffen afgeven.

Als je net geboren bent, is de overgang heel groot. Je moet ineens heel veel zelf doen. Die overgang (neonatale transitie) noemen we de start van een pasgeborene. Als je een goede start hebt komt je ademhaling goed op gang en blijft je hartslag snel genoeg.

De start van de pasgeborene na de geboorte verloopt niet goed

Als je start niet goed is, komt je ademhaling niet goed of helemaal niet op gang, waardoor je hartslag (te) langzaam wordt. Daardoor kun je een tekort aan zuurstof krijgen. Zuurstof is heel belangrijk voor je lichaam, bijna alle cellen hebben zuurstof nodig. Je kunt maar heel kort zonder zuurstof, duurt het te lang dan raken er cellen beschadigd. Er zijn cellen die zich weer herstellen, maar helaas niet altijd. Sommige cellen raken snel beschadigd, waarna ze kapot gaan en afsterven. Je organen werken dan minder goed of niet meer, wat levensgevaarlijk kan zijn. Organen die gevoelig zijn voor zuurstoftekort zijn je hersenen, lever, nieren, longen, hart en darmen. Zuurstoftekort rondom geboorte noemen we asfyxie.

Een goede start is dus erg bepalend voor je verdere leven. Zeker als je te vroeg geboren bent. Een minder goede of slechte start kan je kwetsbaar maken voor complicaties. Onrijpe en kwetsbare weefsels en organen worden dan nog eens extra belast.

Er zijn verschillende oorzaken voor een tekort aan zuurstof. Zuurstoftekort dat na de geboorte kan ontstaan doordat de ademhaling van de pasgeborene niet goed op gang komt. Daar kunnen verschillende redenen voor zijn, zoals een infectie, vroeggeboorte met onrijpe longen, onderontwikkelde longen of longen waar meconiumhoudend vruchtwater in zit. Zuurstoftekort tijdens de geboorte kan bijvoorbeeld komen door heel hevige en aanhoudende weeën (waardoor het bloed niet goed door de placenta kan stromen) of door beknelling van de navelstreng of het kind zelf. Maar er kan ook al eerder sprake zijn van zuurstoftekort, bijvoorbeeld tijdens de zwangerschap. Dat kan komen door problemen met de bloeddoorstroming van de placenta of navelstreng, zoals placenta-insufficiëntie, loslating van de placenta of afklemming van de navelstreng door een strakke omstrengeling of knoop. De foetus is dan in nood, dat noemen we foetale nood.

De ontwikkeling en rijping van de prematuur is onvoldoende

Na de geboorte moet je als pasgeborene alles zelf gaan doen. Als je te vroeg geboren bent, is dat een extra uitdaging, je weefsels en organen zijn vaak nog niet voldoende ontwikkeld en werken nog niet goed of niet goed genoeg. Je bent dan extra kwetsbaar, niet stabiel en snel uit balans. Het kan onder andere leiden tot schommelingen van je bloeddruk, bloedsuiker en lichaamstemperatuur, problemen met je hartslag en onvoldoende weerstand tegen infecties.