Een infectie

Elke dag komen we in aanraking met schimmels, virussen en bacteriën, dat geldt ook voor de moeder tijdens de zwangerschap.

Soms ontstaat er een infectie die ook de foetus bereikt, dit noemen we een congenitale infectie. Een infectie aan het einde van de zwangerschap, rondom of tijdens de bevalling, noemen we een perinatale infectie. De gevolgen voor het kind hangen onder andere af van wanneer in de zwangerschap de infectie plaatsvindt, het soort ziekteverwekker, of de vliezen nog intact zijn enz.

Congenitale infecties

Congenitale infecties worden soms niet opgemerkt, omdat de moeder niet altijd klachten krijgt. Maar als foetus kun je er wel last van hebben. Vooral in de eerste drie maanden van de zwangerschap (als de organen worden aangelegd) zijn de gevolgen vaak ernstig. Een infectie kan dan leiden tot aanlegstoornissen of zelfs een miskraam. Bij sommige infecties worden de gevolgen pas duidelijk na de geboorte. Na de eerste drie maanden zijn de organen gevormd en gaat de foetus groeien en zich verder ontwikkelen. Infecties kunnen dan leiden tot bijvoorbeeld groeivertraging of vroeggeboorte.

Perinatale infecties

Perinatale infecties kunnen veroorzaakt worden door ziekteverwekkers die de moeder bij zich draagt of waarmee ze besmet is geraakt tijdens de bevalling. Een infectie kan leiden tot ziekteverschijnselen bij de baby: zoals koorts, sufheid, te lage bloedsuiker en problemen met de bloeddruk, hartactie en/of ademhaling. Na de geboorte kan zo’n infectie ernstig zijn, voorkómen of vroeg ontdekken is daarom erg belangrijk. Als er een infectie is opgetreden, is het belangrijk om de bevalling zo snel mogelijk te laten verlopen. Dat kan door een kunstverlossing (vacuüm of tang), het inleiden van de bevalling of een keizersnede. Moeder en kind krijgen antibiotica, en als het nodig is kunnen vitale functies worden ondersteund.