Interview met Jochem Uytdehaage

Als je niet aan topsport doet, is 15 procent minder longcapaciteit geen groot probleem. Dan kun je nog alles. Maar iemand die topsport doet heeft die 100 procent echt nodig om op topniveau te kunnen presteren.

Sinds wanneer heb je astma?

Ik heb nooit echt problemen met mijn longen gehad, wel had ik als kind regelmatig last van mijn keel, neus en oren. Ik had ook last van hooikoorts en eczeem. Vanaf mijn veertiende ging ik steeds meer schaatsen. Ik trainde veel in hallen, met koude droge lucht. En dat is een trigger voor astma. Pas rond mijn twintigste, toen ik steeds harder ging schaatsen, kreeg ik last van mijn longen en van kortademigheid. Er werd een inspanningsprovocatietest gedaan en daar kwam uit dat ik 15 procent minder longcapaciteit had. Ik bleek een lichte vorm van inspanningsastma te hebben.

Wat betekende dat voor jou?

Als je niet aan topsport doet, is 15 procent minder longcapaciteit geen groot probleem. Dan kun je nog alles. Maar iemand die topsport doet heeft die 100 procent echt nodig om op topniveau te kunnen presteren. Die 15 procent is overigens precies de grens die je als topsporter moet hebben om astmamedicijnen te mogen nemen. Anders valt het onder dopinggebruik.

Om problemen te voorkomen moeten jonge topsporters daarom altijd tegen hun arts zeggen dat ze aan topsport doen. Medicijnen die worden voorgeschreven kunnen namelijk op de dopinglijst voorkomen.

Wat gebruikte je voor medicijnen?

Ik heb ongeveer acht jaar combinaties van diverse medicijnen gebruikt. Waaronder Seretide, een combinatie van Ventolin en Flixotide, en Singulair om een continue bescherming te krijgen. Door de medicatie had ik veel minder klachten. Ik gebruikte ook Aerius en Flixonase, dat neem ik nu nog steeds tegen allergie.

Dus als je met sporten last hebt van je longen, naar de dokter?

Zeker, je kunt er namelijk wat aan doen. Je moet niet aan de kant blijven staan. Alle kinderen moeten kunnen bewegen. Maar je moet bij jonge sporters wel uitkijken dat er niet te snel medicijnen worden gegeven. Als iemand kortademig is kan het ook liggen aan de conditie die niet goed is. Die conditie moet je eerst testen. Kinderen moeten zeker geen medicijnen krijgen om harder te gaan.

Topschaatsen en astma, hoe deed je dat?

Zoals gezegd had ik een lichte vorm van inspanningsastma. Die treedt bij mij niet op tijdens de inspanning, maar pas daarna. Tijdens het schaatsen had ik geen ademnood. De dag erna had ik pas moeite met diep inademen en hoestte ik slijm op. En verder was ik bereid om er veel voor te doen. Ik zette bijvoorbeeld mijn wekker voor 6 uur ’s ochtends zodat mijn medicijnen al optimaal werkten tijdens de training.
En daarnaast is schaatsen ook een vrij technische sport. De uitputting gaat meer in het verzuren van de beenspieren zitten dan in de longen. Fietsen is bijvoorbeeld veel zwaarder voor de longen.

Een echte ervaringsdeskundige op gebied van astma en inspanning?

Ja, vanwege die ervaring ben ik gevraagd om in de WinterKLAS, een nascholing op het gebied van longziekten voor kinderartsen in Davos, iets te vertellen over benauwdheid bij inspanning. Dat vind ik erg leuk om te doen. Ik geef ook een paar uur les aan de kinderen. Alleen schaatsles. Ze leren van mij niet hoe ze met astma en sporten om kunnen gaan. De meeste kinderen die daar zitten hebben ernstig astma en weten dat beter dan ik.

Een ander onderwerp. wat is de stichting sporttop?

Dat is een stichting die jong talent begeleidt door succesvolle (ex-)topsporters als mentor te koppelen aan jong toptalent. Ik vond het zonde dat er zo weinig wordt gedaan met al hun kennis en ervaring. In 2004 besloot ik het zelf te gaan organiseren. In principe komen alle olympische sporten er voor in aanmerking. De mentoren begeleiden een toptalent uit een andere tak van sport dan hun eigen. Daarmee voorkom je gedoe met bijvoorbeeld de coach of de betreffende bond. De mentor begeleidt de sporter en fungeert als een soort klankbord. Ze kunnen neutraal advies geven en vragen stellen.

Hoe werkt het contact?

In principe zien ze elkaar een aantal malen per jaar. Contact is er gemiddeld eens in de twee weken. De sporter moet zelf contact opnemen met de mentor. De mentor wordt niet betaald, maar onkosten kunnen worden vergoed. We proberen de stellen zo goed mogelijk te koppelen. We kijken naar de karakters maar ook waar mensen wonen. Iemand uit Groningen krijgt geen mentor uit Maastricht.

Hoeveel koppels zijn er al?

In 2004 startten we met vijf koppels en we hebben er nu dertig. En de lijst breidt zich nog uit. Ik zelf begeleid de turner Anthony van Assche. Ik kijk als schaatser anders naar turnen. Ik stel andere vragen en probeer Anthony te laten nadenken over de dingen die hij doet.

Hoe meld je je aan?

We begeleiden jong toptalent, ongeveer tussen de 14 en 18 jaar. Maar bij sommige sporten ligt die leeftijdsgrens anders. Een roeier van 20 is nog een jong talent, terwijl die leeftijd bij turnen een stuk lager ligt. Soms worden toptalenten aangemeld door de bond, en verder kunnen zowel de sporters als de mentoren zichzelf opgeven via onze site www.sporttop.nl.